Nederlandse diminutieven. Een exploratief onderzoek naar diminutiefvorming in het Nederlands door een- en meertalige kinderen
Summary
Een uniek taalkundig verschijnsel in het Nederlands is verkleinwoordvorming, ook wel diminutiefformatie genoemd, wat in het Nederlands plaatsvindt door toevoeging van de suffixen -tje, -etje, -pje, -kje of -je en waar tot heden nog weinig onderzoek naar is verricht. In dit exploratieve onderzoek is op een kwantitatieve en kwalitatieve manier gekeken naar diminutiefvorming door een- en meertalige kinderen in de leeftijd van 1 tot 6 jaar in hun Nederlands. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is kindertaalmateriaal van eentalige Nederlandse kinderen onderzocht, evenals beschikbaar kindertaalmateriaal van meertalige kinderen die naast het Nederlands een diminutiefrijke of diminutiefarme taal uit twee groepen van de Indo-Europese taalfamilie, de Germaanse (Fries of Engels) en de Romaanse (Italiaans of Frans) taalgroep, spreken. Er is nagegaan welke patronen van verkleinwoordvorming in het Nederlands voorkomen in kindertaal van een- en meertalige kinderen en waarin wordt afgeweken van het volwassen patroon. Uit de resultaten bleek dat zowel een- als meertalige kinderen voornamelijk gebruikmaken van diminutiefvorming in het Nederlands met de suffixen -etje, -je en -tje. De Nederlandse, eentalige kinderen vertonen vanaf het eerste diminutiefgebruik in levensjaar 1 nauwelijks tot geen afwijkingen ten opzichte van het volwassen patroon. Meertalige kinderen daarentegen vertonen tot een leeftijd van 6 jaar afwijkende diminutiefvormen in hun Nederlands. Door codewisseling tussen en binnen zinnen kwamen bij alle groepen meertaligen diminutieven uit de vreemde taal voor in hun Nederlands, er werd alleen van code gewisseld binnen woorden bij meertaligheid met de Germaanse talen Fries en Engels en er ontstonden bij alle groepen meertaligen afwijkende verkleinvormen die niet direct te maken hadden met de tweede taal, zoals het gebruik van de suffixen -jen en -ie. Verder was de invloed van de tweede taal zichtbaar in aanspreekvormen van andere personen met een diminutiefvorming. Concluderend geeft deze studie aanleiding tot nader onderzoek naar diminutiefvorming in het Nederlands door een- en meertalige kinderen, waarbij meer uitgebreide corpora bestudeerd dienen te worden, om meer inzicht te krijgen in de taalontwikkeling van een- en meertalige kinderen in het algemeen en het proces van diminutiefvorming in de vroege fasen in het bijzonder.