‘Wij’ tegenover ‘hij’: Een kritische discoursanalyse naar de representatie van aanslagpleger Gökmen T. in het NOS Journaal
Summary
In dit eindwerkstuk doe ik onderzoek naar de representatie van aanslagpleger Gökmen T. in de eerste vijf afleveringen van het NOS-achtuurjournaal na de aanslag op 18 maart 2019. Uit eerdere onderzoeken naar de mediarepresentaties van terroristen is gebleken dat er een koppeling wordt gemaakt met de etniciteit en/of religie van de terrorist. Bovendien is er in verschillende studies geconcludeerd dat terroristen worden gerepresenteerd als de ‘ander.’ Deze onderzoeken richtten zich vooral op de representatie van Arabische terroristen in kranten. Naar de representatie van terroristen op televisie is het onderzoek zeer schaars, vooral in de Nederlandse context. Daarnaast ontbreken studies naar Turkse terroristen.
Met een focus op de Turkse aanslagpleger Gökmen T. en op de Nederlandse televisie, poog ik deze hiaten op te vullen. Mijn onderzoeksvraag luidt: ‘Welke discoursen worden er in het NOS Journaal geconstrueerd omtrent de aanslagpleger Gökmen T.?’ Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, voer ik een kritische discoursanalyse uit aan de hand van een model van Yale Film Studies en een raamwerk van Anabela Carvalho.
Uit mijn analyse blijkt dat er drie centrale discoursen worden geconstrueerd omtrent Gökmen T., te weten Gökmen T. als morele ‘ander’, als ‘buitenlander’ en als islamitische terrorist. Als gevolg van deze discoursen komt er in het NOS Journaal een tweedeling tot stand, met enerzijds de democratische Nederlandse samenleving en anderzijds de ondemocratische, ‘buitenlandse’ Gökmen T. Door een verschil in moraliteit, etniciteit en religie wordt de goede ‘wij-groep’ tegenover de kwade ‘hij’ gepositioneerd. Deze conclusies sluiten aan bij eerdere bevindingen over de representaties van terroristen als de ‘ander’.
Daarnaast beargumenteer ik dat de representatie van T. kan leiden tot de verslechtering van sociale verhoudingen in de Nederlandse maatschappij, door de koppeling van de Turkse etniciteit en het islamitische geloof aan terreur en criminaliteit. Deze onwenselijke gevolgen maken vervolgonderzoek cruciaal. In mijn conclusie doe ik enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek, namelijk een comparatief-synchroon onderzoek en een receptieonderzoek.