Er is niet(s) zo Frans: contrastieve analyse van de derivationele complexiteit van het Nederlandse "er" en het Franse "y"
Summary
In dit eindwerkstuk wordt, als uitbreiding op het onderzoek van Berends, Hulk en Sleeman (2016), de derivationele complexiteit van het Nederlandse woord "er" vergeleken met die van het Franse woord "y". Op basis van deze vergelijkende analyse kunnen voorspellingen gedaan worden over de leeftijd waarop mensen constructies met "er" en constructies met "y" verwerven. Dit eindwerkstuk begint met een overzicht van de verschillende functies die "er" en "y" binnen een zin kunnen vervullen. Omdat beide woorden een locatieve en een prepositionele functie kunnen vervullen, worden bij de analyse van de derivationele complexiteit deze twee functies bestudeerd. In het tweede deel van het eindwerkstuk wordt de derivationele complexiteitshypothese (DCH) uitgelegd en wordt aangetoond hoe deze getest kan worden aan de hand van de Derivational Complexity Metric (DCM), die is gebaseerd op het onderscheid tussen interne samenvoeging (internal merge) en externe samenvoeging (external merge). Door te onderzoeken welke samenvoegingen optreden in de structuur van zinnen met er en in de structuur van zinnen met y wordt de derivationele complexiteit van de twee woorden geanalyseerd. Omdat "y" wordt beschouwd als een clitic, wordt bij de analyse van de derivationele complexiteit van "y" de Functional Projection Approach (FPA) gevolgd. Uit de analyse blijkt dat de derivatie van zinnen met het prepositionele niet-aangrenzende "er" het meest complex is en dat de derivatie van zinnen met het locatieve "er" het minst complex is. Het prepositionele aangrenzende "er", het prepositionele "y" en het locatieve "y" komen overeen wat betreft de derivationele complexiteit.