Tussen gelijkheid en vooroordeel: over de vraag waarom mensen elkaar ondanks hun biologische gelijkheid niet als gelijken behandelen.
Summary
Toen de oprichters van de Verenigde Staten van Amerika de Declaration of Independence ondertekenden waren ze het er allemaal over eens: alle mensen zijn gelijk. Maar toch werden door een groot deel van hen slaven gehouden. Hoe kunnen mensen elkaar, ondanks hun biologische gelijkheid, toch niet als gelijken behandelen? Richard Rorty beschreef in zijn artikel ‘Human Rights, Rationality and Sentimentality’ hoe het verlichtingsideaal van gelijkheid niet is verwezenlijkt ondanks pogingen van onder andere Immanuel Kant om aan te tonen wat alle mensen met elkaar gemeen hebben. Ik behandel de vraag waarom deze poging van Kant geen effect heeft gehad op de verwezenlijking van het gelijkheidsideaal. Kant wil namelijk aan de ene kant aantonen wat alle mensen gemeen hebben door een onderzoek naar de mens in te stellen. Maar tegelijkertijd toont hij aan dat onderzoek niet objectief kan zijn omdat iemand niet het ding op zichzelf kan onderzoeken maar alleen het ding zoals het zich aan hem of haar presenteert. Volgens Theodor Adorno en Max Horkheimer betekent dit dat de uitkomst van ieder onderzoek van tevoren al vaststaat, omdat de wetmatigheden die de waarnemer in een object waarneemt er van tevoren door de waarnemer zelf in zijn gelegd. Met betrekking tot de mens betekent dit standpunt dat de eigenschappen die de mens aan de onderzoeker toont, er door de onderzoeker zelf in zijn gelegd. Zo wordt het dus onmogelijk voor de mens om zonder vooroordeel naar andere mensen te kijken. Als gevolg daarvan kunnen mensen bepaalde andere mensen niet als gelijken zien, omdat ze bewust of onbewust voorwaarden aan het menszijn hebben gesteld waar andere mensen niet aan kunnen voldoen. Daardoor wordt het dus mogelijk dat mensen elkaar, ondanks hun biologische gelijkheid, niet als gelijken zien.