De verhouding tussen frontlijnwerkers, vertegenwoordigers van burgerinitiatieven en de lokale overheid in Den Haag
Summary
De laatste jaren is er een trend zichtbaar dat het aantal burgerinitiatieven in Nederland toeneemt, maar dat de overheid zich ook steeds meer als leidende, uitvoerende en sturende kracht terugtrekt uit het veld van de ruimtelijke ordening. De overheid stelt nog wel de regels en kaders op. Er is dus sprake van een paradox: de overheid geeft burgers de ruimte om mee te doen aan de ruimtelijke ordening, in de vorm van eigen initiatieven, maar dit moet altijd conform de wetten en regels van de overheid omtrent de ruimtelijke ordening (Verhoeven en Oude Vrielink, 2011). De laatste jaren zijn er meerdere onderzoeken verschenen over de rol en het functioneren van frontlijnwerkers, onder andere op het gebied van burgerinitiatieven (Durose, 2009; Rauws en De Jong, 2019 en; Akkerman en Bakker, 2011). Dit richtte zich met name op de functie frontlijnwerker en hoe deze om kan gaan met spanningen die tussen partijen optreden. Er is echter nog niet gekeken hoe verschillende betrokken partijen (lokale overheid, initiators van een burgerinitiatief en frontlijnwerkers) binnen een burgerinitiatief tegen het werk van de frontlijnwerker aankijken en hoe de onderlinge relatie en interactie tussen deze partijen is. Het doel van dit onderzoek is dan ook om te achterhalen hoe de interacties tussen deze partijen zijn en hoe zij tegen het werk van de frontlijnwerkers aankijken.
Dit wordt onderzocht aan de hand van de volgende hoofdvraag:
Hoe verhouden frontlijnwerkers, vertegenwoordigers van burgerinitiatieven en de lokale overheid zich tot elkaar omtrent het werk dat frontlijnwerkers doen binnen het veld van burgerinitiatieven?
Deze hoofdvraag wordt onderzocht door middel van een casestudy. Deze casestudy betreft drie stadsdelen in Den Haag, namelijk Laak, Escamp en Haagse Hout. Aan de hand van semi gestructureerde interviews wordt er voor elk stadsdeel een frontlijnwerker, een vertegenwoordiger van buurtinitiatieven (bewonersorganisaties) en iemand van het stadsdeelkantoor geïnterviewd, die elk iets zeggen over de rol van een frontlijnwerker in dat stadsdeel.
Uit dit onderzoek blijkt dat frontlijnwerkers proberen te functioneren als intermediair tussen de lokale overheid en vertegenwoordigers van burgerinitiatieven op zo een manier dat burgers zich gehoord en begrepen voelen en ze aanzetten tot het bedenken van initiatieven. Dit doen ze onder andere door bijeenkomsten voor alle betrokken partijen binnen een burgerinitiatief te organiseren, waar ze proberen om een vertaalslag te maken tussen de ambtelijke taal van de overheid naar de burgerlijke taal en omgekeerd. Echter wordt het werk van de frontlijnwerker van bovenaf en onderaf niet altijd op waarde geschat en als noodzakelijk gezien.
Daarnaast is het zo dat van bovenaf door de stadsdeeldirecteuren de stadsdeelagenda gevolgd moet worden. Dit is iets waar een frontlijnwerker rekening mee moet houden. Wanneer een aanbeveling van een frontlijnwerker echter haalbaar is en binnen de kaders van het stadsdeel past wordt er vrijwel altijd geluisterd naar een frontlijnwerker. Echter de complexiteit van een vraagstuk, de organisatiestructuur van de lokale overheid en de doelen van lokale organisaties zorgen ervoor dat dit werk bemoeilijkt wordt. Dit zelfde geldt voor het verschillend aantal frontlijnwerkers dat er in Den Haag is. Zo zijn er onder andere wijkmanagers, community builders en Welzijn Jeugd en Participatie medewerkers. Deze hebben een andere naam, maar vaak dezelfde frontlijnfunctie.