dc.description.abstract | Deze scriptie geeft een nieuwe dimensie aan het gebruik van het begrip
‘zelfbeschikkingsrecht’ in het proces van de Nederlandse dekolonisering van
Nederlands-Nieuw-Guinea. In het historiografisch debat ligt de focus vooral op de
Nederlandse overheid die het zelfbeschikkingsrecht wilde schenken aan het volk dat
leefde op Nederlandse-Nieuw-Guinea, de Papoea’s. De Nieuw-Guinea Raad, een
raadgevend orgaan wat grotendeels bestond uit Papoea’s, speelt in het
historiografische debat een hele kleine rol, terwijl deze Raad een sterke mening had
over zelfbeschikkingsrecht. Zowel de Nederlandse regering als de Nieuw-Guinea Raad
gebruikt het begrip zelfbeschikkingsrecht, maar beide organen gebruikte dat begrip op
een andere manier. De vraag is op welke manier het begrip zelfbeschikkingsrecht
gebruikt door de Nederlandse regering en de Nieuw-Guinea Raad in 1962 en hoe dat
verschilde.
In deze scriptie zal worden geconcludeerd dat de Nederlandse regering
zelfbeschikking als recht zag dat alleen van kolonisator gegeven kon worden aan een
volk in de kolonie, terwijl de Nieuw-Guinea Raad zelfbeschikkingsrecht zag als
universeel recht waar de Papoea’s sowieso recht op hadden, of de Nederlandse
regering dat wilde of niet. | |
dc.subject.keywords | Nieuw-Guinea, Nederlands-Nieuw-Guinea, Nieuw-Guinea Raad, kolonie, Nederland, Nederlandse regering, Indonesië, Papoea, zelfbeschikkingsrecht, 1962, Koude Oorlog, Ellsworth Bunker, Theo Bot, Nicolaas Jouwe, slag bij Vlakke Hoek, Akkoord van New York, Bunker-plan, Verenigde Naties, discoursanalyse, | |