Democratische militaire interventie is de nieuwe ‘white man’s burden’ Hoe het Nederlandse kabinet de interventies ISAF, SFIR en MINUSMA legitimeerden en securitiseerden
Summary
In deze scriptie wordt onderzocht hoe het Nederlandse kabinet zijn deelname aan de militaire vredesmissies ISAF in Afghanistan, SFIR in Irak en MINUSMA in Mali heeft gelegitimeerd. Hiervoor worden verschillende parlementaire stukken geanalyseerd, om zo een totaalbeeld te creëren van het legitimering proces. Binnen dat proces maakt het kabinet gebruik van ‘securitization’, hierna securitisering genoemd. Dit is een theorie die werd bedacht door de Copenhagen School.
Binnen dit onderzoek is echter niet van belang of er sprake is van ‘securitization’, maar juist hoe deze theorie wordt gebruikt om de democratische interventie te legitimeren. Om de legitimering van het Nederlandse kabinet ten tijde van de missies in beeld te brengen worden de verschillende fases van de ‘securitization’ theorie, zowel politisering als securitisering, onderzocht voor alle drie de missies. Daarbij staat in deze scriptie niet zozeer de securitiseringstheorie zelf centraal staan, maar eerder de kritieken die hierop geleverd worden, door onder andere Sarah Bertand en Pinar Bilgin.
Door deze kritiek vorming toe te passen op de drie missie en deze met elkaar te vergelijken concludeert dit onderzoek dat er een vorm van ‘white man’s burden’ gecreëerd werd doordat het Nederlandse kabinet gebruik maakte van securitisering als legitimering. Daarbij besloot het kabinet om deel te nemen op basis van verschillende eigen belangen, zoals het behouden van internationale relaties en de veiligheid van Nederland zelf.
Deze scriptie maakt deel uit van het grotere onderzoek naar ‘vrede door veiligheid’, en de kritiekvorming op militaire democratische interventies van Westerse landen.