Nederland in Uruzgan: het dilemma van civiel-militaire samenwerking in een complexe operatie
Summary
Lege scholen, corruptie en onverminderd burgerlijk wantrouwen jegens de lokale autoriteiten lieten de Nederlanders achter na hun vertrek uit Uruzgan. De missie begon als een wederopbouwmissie, die eigenlijk een counterinsurgency (COIN)-operatie was. Dit onderzoek kijkt naar de toegepaste civiel-militaire samenwerking van Nederland in Uruzgan. Hierbij zijn de Afghanistan Papers gebruikt om evaluatiepunten voor de missie te formuleren. Deze zijn getoetst aan de hand van de Nederlandse casus.
In de Afghanistan Papers komt ten eerste naar voren dat er gebrek was aan een overkoepelende strategie. Dit was ook zichtbaar in de besluitvorming omtrent de Nederlandse missie naar Uruzgan door de discussie of het een wederopbouwmissie zou zijn of een vechtmissie. Ten tweede blijkt dat de samenwerking tussen ngo’s en de militaire aanwezigheid niet vanzelfsprekend was. De bedoeling was dat hier samenwerking zou optreden zodat de ngo’s de wederopbouw verder konden zetten na vertrek uit Uruzgan. Zij wilden echter neutraal blijven. Als laatste is gebleken dat het gezag van de lokale autoriteiten nog niet als legitiem werd beschouwd bij vertrek van de Nederlanders. De COIN-strategie was gericht op het winnen van de hearts and minds van de bevolking. De minds werden alleen niet gewonnen in Uruzgan, waardoor er geen stabiele situatie was toen de Nederlanders vertrokken. De provinciale reconstructie teams dienden als belichaming van civiel-militaire samenwerking en moesten projecten opbouwen die zouden bijdragen aan een stabieler Afghanistan door in afstemming met lokale organisaties projecten op te zetten. Door het gebrek aan kennis over de lokale bevolking en de economie zijn deze projecten alleen niet altijd geslaagd. Kortom, de geïmplementeerde COIN-strategie en de civiel-militaire samenwerking van de Nederlanders sloten niet op elkaar aan in Uruzgan.