De invloed van de sociaaleconomische status van een dochter op het geven van informele zorg aan de ouder: is er een verschil met kerkelijkheid?
Summary
Door de toenemende levensverwachting van ouderen in Nederland leven zij langer met fysieke ongemakken en ziektes. Het zorgvolume neemt toe, waardoor er een tekort ontstaat in het geven van zorg. Hierdoor vindt er een verschuiving plaats van formele zorg naar informele zorg. Uit de literatuur blijkt dat voornamelijk dochters de meeste informele zorg geven aan hun ouders. In dit onderzoek wordt de relatie tussen de sociaaleconomische status van dochters en het geven van informele zorg onderzocht. Sociaaleconomische status wordt gemeten aan de hand van gewerkte uren en beroepsstatus. Informele zorg wordt gemeten aan de hand van persoonlijk contact met de ouder en het geven van zorg. Hiernaast wordt gekeken naar de invloed van kerkelijkheid op de relatie tussen de sociaaleconomische status van een dochter en het geven van informele zorg. Er wordt verwacht dat een hogere sociaaleconomische status van een dochter ertoe leidt dat er minder informele zorg gegeven wordt. Deze verwachting is ontstaan aan de hand van de bestaande literatuur en de sociale productiefunctie theorie. Daarnaast wordt er verwacht dat dit effect sterker is voor kerkelijken. In deze studie wordt gebruik gemaakt van de data van de Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE). De opgestelde hypothesen zijn getoetst aan de hand van een simpele, meervoudige en logistische regressieanalyse (N=160). Uit de analyses is gebleken dat de sociaaleconomische status een significant effect heeft op persoonlijk contact, maar niet op het geven van zorg. Daarnaast blijkt het effect niet significant te verschillen voor mensen die kerkelijk zijn. Dit onderzoek kan een aanvulling zijn op de bestaande literatuur.