Creativiteit; Een Gave of een Uitkomst van Executieve Functies en Intelligentie?
Summary
Creativiteit wordt al decennia lang empirisch onderzocht en is veelal in verband gebracht met verschillende constructen, zoals intelligentie. Verschillende onderzoeken stellen dat intelligentie en creativiteit onafhankelijke constructen zijn. Om deze bevinding aan te vechten, is er in verschillende onderzoeken gebruikgemaakt van de noodzakelijke conditie hypothese. Deze hypothese gaat ervan uit dat er een of meer condities aanwezig moeten zijn, om een gegarandeerde uitkomst te krijgen. Met gebruik van de hypothese benoemen verschillende onderzoeken dat intelligentie en creativiteit in elkaars verlengde liggen. Intelligentie alleen hoeft echter niet voldoende te zijn om creativiteit te bewerkstelligen. Voor creativiteit is het belangrijk dat de focus verlegd kan worden van standaardantwoorden naar nieuwe ideeën. De executieve functie ‘shifting' - het vermogen om de aandacht tussen verschillende elementen van een taak te verplaatsen - zou hierom van belang kunnen zijn voor creativiteit, specifiek het basiscomponent flexibiliteit. Dit is het vermogen om verschillende ideeën te kunnen bedenken. De vraag welke condities noodzakelijk zijn voor creativiteit, specifiek flexibiliteit, domineert in deze studie. Aan de hand van twee multipele regressieanalyses is onderzocht of intelligentie en shifting noodzakelijke condities zijn. Ook de leeftijd van de participanten is meegenomen. Onderzoeksgegevens van 306 Nederlandse basisschoolkinderen (zeven tot twaalf jaar oud) uit een lopend onderzoek zijn gebruikt. Er is bewijs geleverd dat basisschoolkinderen meer potentie hebben om flexibiliteit te tonen wanneer (a) ze een hogere intelligentie hebben en wanneer (b) ze ouder zijn. Intelligentie, shifting en leeftijd blijken echter geen noodzakelijke voorwaarden te zijn om creatieve flexibiliteit te bewerkstelligen.