View Item 
        •   Utrecht University Student Theses Repository Home
        • UU Theses Repository
        • Theses
        • View Item
        •   Utrecht University Student Theses Repository Home
        • UU Theses Repository
        • Theses
        • View Item
        JavaScript is disabled for your browser. Some features of this site may not work without it.

        Browse

        All of UU Student Theses RepositoryBy Issue DateAuthorsTitlesSubjectsThis CollectionBy Issue DateAuthorsTitlesSubjects

        Is een goede exitstrategie het halve werk? Nederlandse Particuliere Initiatieven, hun interventies en hun exitstrategie in relatie tot duurzaamheid: een kwestie van doen, denken en delen.

        Thumbnail
        View/Open
        OSM 28 Onderzoek exitstrategie M.G. Nooij def.pdf (2.360Mb)
        Publication date
        2018
        Author
        Nooij, M.G.
        Metadata
        Show full item record
        Summary
        Belangrijkste conclusies: Uit de onderzoeksdata blijkt dat PI’s niet alleen doe-het-zelvers zijn. Integendeel, PI’s zijn ook zakelijk ingestelde financiers en toekomstgerichte coaches, lobbyisten en netwerkers. Er lijkt sprake van een meervoudig handelingsrepertoire waarbij PI’s afwisselend de doen-, de denken- en de delen-modus-operandi inzetten. Dit is een nieuw theoretisch concept. Als PI’s hun partnerorganisaties taken uit handen nemen, spullen geven of stukken voor de partner schrijven, doen ze dat vanuit de doen-modus. In de denken-modus-operandi ligt de focus op het verkrijgen en verstrekken van financiële middelen. Tenslotte werken PI’s als zij bemiddelen, ontwikkelen, matchen en lobbyen vanuit de delen-modus. In de wisseling tussen de drie modi operandi kon geen evolutionair proces worden onderkend. Er kon dus geen relatie worden gevonden tussen de volgorde waarin de verschillende modi operandi worden toegepast en de leeftijd of de ervarenheid van het PI. Wel is een dominante aanpak zichtbaar: een ‘dominante d’. De drie modi operandi lijken allemaal een functie te hebben en als ze in de juiste mix worden toegepast, zouden ze elkaar kunnen versterken door de modus operandi af te stemmen op de situatie. De kans dat PI’s duurzaam iets nalaten, lijkt af te hangen van hun vermogen om zodanig te mixen en variëren, dat aan de belangen van stakeholders zo goed mogelijk recht wordt gedaan. Daarbij mag de ‘waartoe-zijn-wij-op-aarde’ vraag niet uit het oog worden verloren, namelijk bijdragen aan een betere wereld. Dat doel lijkt het beste gediend als de belangen van de partnerorganisatie c.q. van de lokale bevolking voorop worden gesteld. Met andere woorden: voor duurzame resultaten moet de rol van interne drijfveren (zoals persoonlijke motivatie, donorwensen) beperkt blijven. Daarentegen moet de rol van externe drijfveren (lokale partner, doelgroep/lokale bevolking) meer aandacht krijgen. Want hoe meer stem de mensen ‘daar’ hebben, hoe groter de mate van lokaal eigenaarschap. Uit de literatuurstudie en de gevalsstudie kan worden geconcludeerd dat bevordering van lokale operationele capaciteit zowel het slot als de sleutel lijken te zijn tot (de kans op) duurzame resultaten.
        URI
        https://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/37721
        Collections
        • Theses
        Utrecht university logo