Buitenstaanders op de eerste rang. Het intreden van de NSDAP en de AfD als jonge, grote en controversiële parlementsfracties
Summary
De Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) en de Alternative für Deutschland (AfD)
bevonden zich in respectievelijk 1930 en 2017 als jonge, grote en omstreden parlementsfracties in een
vergelijkbare positie. De eerste maanden van deze partijen in de Rijksdag en Bondsdag worden aan de
hand van parlementshandelingen onderzocht, met een focus op de manifestatie van fascistische,
extreemrechtse en populistische ideologie. Hieruit blijkt dat de AfD onder extreemrechts populisme
valt en de NSDAP onder fascisme. De partijen presenteren zich zowel retorisch als inhoudelijk als
buitenstaanders van het politieke establishment door buitensporig en luidruchtige interrupties, de
politisering van consensusinstituties en het breken van de parlementaire beleefdheidsvormen. Hierin
weerklinkt een bepaald dedain naar het parlement als symbool voor de democratie. De NSDAP wijst
deze staatsvorm dan ook volledig af en vertoont een palingenetische vorm van ultranationalisme. Hun
openlijke antisemitisme is te plaatsen binnen de sociaal darwinistische strijd om superioriteit. Bij de
AfD is er sprake van cultureel racisme omdat ze cultuur als de grondslag van een vastomlijnde Duitse
identiteit zien. Dit leidt tot de creatie van een homogeen volk en de koppeling daarvan aan
staatsburgerschap schuurt met de pluralistische, representatieve democratie. De AfD hangt holistisch
nationalisme aan en gebruikt dat tegelijkertijd om de grenzen van Vergangenheitsbewältigung te
testen die nationalisme tot taboe maken. Hoewel er geen sprake is van een directe verbinding tussen
de NSDAP- en AfD-fracties, vertonen hun overkoepelende ideologieën een heel voorzichtige gelijkenis.