Hoe gaan we verder?
Summary
Begin 2008 heeft het Voedingscentrum besloten, naar aanleiding van de resultaten uit een behoeftepeiling onder GGD’s en brede scholen, om onder het project ‘Goede Voeding’ een nieuwe interventie te gaan ontwikkelen, een supermarktrondleiding genaamd ‘Supershopper’. Om deze interventie goed te kunnen laten landen bij supermarkten is het Voedingscentrum hierbij een samenwerkingsverband aangegaan met het Centraal Bureau Levensmiddelen en verschillende supermarktformules. Hierbij zou het Voedingscentrum de inhoudelijke taak van de ontwikkeling van de interventie op zich nemen, het Centraal Bureau Levensmiddelen de taak van het creëren van draagvlak en de supermarktformules de taak van het beschikbaar stellen van locaties. Het Voedingscentrum dacht hiermee een goede taakverdeling te hebben gegenereerd. Maar de resultaten van de eerste testfase op gebied van het aantal gegeven rondleidingen waren echter volgens zowel door het Voedingscentrum als het Centraal Bureau Levensmiddelen teleurstellend te noemen en voor de oorzaak van deze tegenvallende resultaten wezen beiden partijen naar elkaars richting. Een conflictsituatie was geboren.
Dit onderzoek heeft tot doel erachter te komen waar nu werkelijk de verklaring ligt voor de conflictsituatie en een beleidsadvies te geven om deze conflictsituatie op te lossen. Hiervoor is allereerst, aan de hand van de definitie voor interorganisatorische samenwerking (Vansina, Tailleu & Schruijer, 1998) een beschrijving gegeven over hoe de verschillende betrokken partijen zich verhouden ten aanzien van de diversiteit (doelen, belangen, rollen en perspectieven), ontwikkeling ( van georganiseerd naar ongeorganiseerd) en probleemconstructie (waar ligt het probleem?) in het samenwerkingsverband. Voor het verkrijgen van deze inzichten zijn middels een kwalitatieve onderzoeksmethode negen interviews gehouden onder de verschillende betrokken partijen. Uit dit onderzoek is gebleken dat er op gebied van de diversiteit sprake is van voornamelijk gedeelde doelen en belangen en uiteenlopende perspectieven. Daarnaast hebben de verschillende partijen op gebied van de rollen wel een duidelijk beeld over de eigen rol maar komen de verwachtingen over van de rollen van de andere partijen niet overeen. Het conflict bleek dus te liggen in de rolverdeling en kan bestempeld worden als een taakconflict. Aan de hand van het theoretisch kader op gebied van conflicthantering is vervolgens onderzocht welke strategie het Voedingscentrum het beste in kan zetten om de conflictsituatie op te lossen. Uit de twee modellen die hiervoor zijn gebruikt, het model van de constructieve controverse (Tjosvold, 1998) en het tweevoudige zorgmodel (Blake & Mouton, 1964), kwam dezelfde uitkomst; het Voedingscentrum moet middels gezamenlijk actie de conflictsituatie te lijf gaan.
Aan de hand van de uitkomsten van het kwalitatieve onderzoek en het onderzoek aan de hand van het theoretisch kader is een beleidsadvies uitgebracht aan het Voedingscentrum op gebied de samenwerkingsrelatie die deze organisatie is aangegaan met het Centraal Bureau Levensmiddelen en afzonderlijke supermarktformules ten aanzien van de interventie ‘Supershopper’. Dit beleidsadvies is gericht op het oplossen van de huidige conflictsituatie die is ontstaan in dit samenwerkingsverband en daarnaast gericht op de toekomst. Deze beleidsadviezen komen op het volgende neer;
Het Voedingscentrum wordt geadviseerd het taakconflict hanteren middels probleemoplossend onderhandelen in combinatie met forceren.
Het Voedingscentrum wordt geadviseerd het samenwerkingsverband met het CBL en de supermarktformules meer te gaan formaliseren.
Het Voedingscentrum wordt geadviseerd als een team met het CBL de supermarktformules te gaan overtuigen over de waarde van ‘Supershopper’