De representatie van heidenen en heidendom in Karolingische heiligenlevens uit de achtste en negende eeuw
Summary
In deze scriptie wordt de voorstelling van Friese en Saksische heidenen en hun geloof in vier heiligenlevens uit de Karolingische periode nader bestudeerd. Het paper onderzoekt op welke manier de auteurs van de heiligenlevens heidenen presenteren en definiëren, en de manier waarop deze presentatie van heidenen in relatie staat met de doelen van de auteurs die aan de teksten ten grondslag liggen. Door het bestuderen van de heiligenlevens en hun context wordt geconcludeerd dat ‘heidenen’ en hun geloof door de christelijke auteurs van de heiligenlevens veelal gebruikt werden als een middel om de doelen van hun tekst te bewerkstelligen, waarbij de ‘heiden’ ingezet wordt als ‘de ander’. In de ogen van de auteurs en hun publiek hield het zijn van een ‘heiden’ in dat men precies tegenovergesteld was aan wat zij als een goede christen beschouwden, waarmee zij met het definiëren van het heidendom tegelijkertijd hun definitie van het christendom beschreven. Ondanks het gebruik van ‘heidenen’ als literair construct kan er volgens dit paper toch uit de verschillende heiligenlevens een glimp worden opgevangen van de werkelijke aard van heidendom zoals dat in Frisia en Saksen voorkwam rond de achtste en negende eeuw.