Een onderzoek naar het vóórkomen van een alternatim-praktijk in gereformeerde protestantse kerken in Utrecht in 1606 en 1608: enkele verklarende aspecten.
Summary
In Utrecht was er in de kerkenraadsnotulen van de gereformeerde kerk in 1606 en 1608 sprake van psalmen zingen en orgel spelen ‘per intervalla.’ Deze muzikale uitvoeringspraktijk wordt soms alternatim-praktijk genoemd. Maar is dat terecht? Het vóórkomen van een rooms-katholieke liturgische uitvoeringspraktijk, na ruim 20 jaar gereformeerde kerkdiensten in Utrecht, waarbij te zingen teksten door het orgel werden overgenomen, is onderwerp van dit onderzoek. Om meer begrip te krijgen van de situatie werden verschillende aspecten onderzocht. Allereerst werden de gegevens over de uitvoeringspraktijk beoordeeld. Daarna werden de gereformeerde synodebesluiten met betrekking tot muziek en orgelgebruik en ook de achtergrond van de predikanten die in Utrecht werkzaam waren opgezocht. Als laatste werd onderzocht welke kerken (met hun organisten) aan de gereformeerden in Utrecht werden toegewezen.
Het ‘per intervalla’ in Utrecht bleek hooguit een ‘gereformeerde’ alternatimpraktijk te zijn, waarbij alleen psalmverzen in afwisseling met het orgel werden gezongen, maar zonder tekst over te slaan. De synodebesluiten keurden het gebruik van het orgel in de kerkdienst af. In Utrecht werden psalmen gezongen, maar ook orgel gespeeld. Predikanten hadden er niet veel invloed op, omdat het gebruik van de kerken (met hun orgels) door de stad werd toegewezen, en de organisten niet in dienst waren van de kerkenraad. De onrust tussen verschillende gereformeerde stromingen in de stad, en de bemoeienis van de magistraat met kerkelijke zaken, zorgden ervoor dat de ‘per intervalla’-praktijk door de predikanten, als ‘middelmatighe saak,’ werd gedoogd.
De Buurkerk en Domkerk gebruikten voor 1580 orgel-alternatimpraktijk in de liturgie. De organisten gingen mee van rooms-katholieke naar protestantse kerkdiensten. Zij pasten de alternatimpraktijk aan de protestantse kerkdiensten aan, zodanig dat niet de kwaliteit van hun orgelspel, maar het wangedrag van kerkgangers ervoor zorgde dat de ‘per intervalla’-praktijk na meer dan 20 jaar werd afgeschaft.