Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorSchouten, F.S.L.
dc.contributor.authorStokvis, D.J.
dc.date.accessioned2020-08-05T18:00:36Z
dc.date.available2020-08-05T18:00:36Z
dc.date.issued2020
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/36644
dc.description.abstractBij materiële restitutie van de Joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog zijn binnen het historiografisch debat vanuit zowel internationaal als Nederlands perspectief enige onenigheden tussen wetenschappers zichtbaar. Internationaal gezien is er over dit onderwerp pas na 1990 veel geschreven en gaat het vooral om de vraag of er direct na de Tweede Wereldoorlog materiële restitutie heeft plaatsgevonden. Binnen de Nederlandse literatuur is altijd al aandacht geweest voor de materiële restitutie van de terugkerende Nederlandse Joodse gemeenschap. Binnen deze Nederlandse literatuur draait het vooral om de vraag of de Nederlandse staat goed beleid heeft gevoerd om de materiële situatie van de terugkerende Joden in Nederland te herstellen. Met goed beleid wordt bedoeld dat de staat het bereiken van rechtsherstel voor de Joden als essentieel zag. Het doel van dit onderzoek is om deze historische debatten over Joodse restitutie samen te koppelen en binnen een casus te toetsen. Voor deze casus is de Bijenkorf gekozen. Dit bekende warenhuis werd voor 1940 door Joden bestuurd. De Raad van Beheer bestond namelijk geheel uit Joden en daarnaast waren alle prioriteitsaandelen, die uitzonderlijke invloed hadden op besluiten binnen de Bijenkorf, in handen van Joodse aandeelhouders. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd deze Joodse invloed vernietigd. Na de oorlog verschenen de Joodse families, die in de Raad van Beheer zaten en de prioriteitsaandelen bezaten, weer op het toneel en eisten restitutie voor hun vooroorlogse Bijenkorf-bezittingen. Dit waren de familie Goudsmit/Isaac en Hochheimer. Vanuit deze casus over de Bijenkorf is een onderzoeksvraag geformuleerd die als volgt luidt: werden de Joodse grootaandeelhouders, die prioriteitsaandelen in handen hadden, van de Bijenkorf N.V. in hun vooroorlogse rechten hersteld via het door de Nederlandse overheid opgerichte Raad voor het Rechtsherstel binnen de periode 1945 en 54? Hierin heb ik 1945-54 gekozen omdat toen het proces liep over de eigendomskwestie tussen de Nederlandse overheid en de families Goudsmit/Isaac en Hochheimer. Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden is de materiële restitutie omtrent de families Goudsmit/Isaac en Hochheimer geanalyseerd aan de hand van drie focuspunten. Dit zijn: economische, politieke en financiële perspectieven. Economisch gaat om de belangen van werk binnen het Bijenkorf concern, politiek gaat om de invloed binnen het bestuur van het concern aan de hand van de prioriteitsaandelen en financieel gaat om de directe waarden en kosten van de verloren Joodse aandelenpakketten van het concern. Voor de analyse heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van primaire bronnen afkomstig uit het archief van de Bijenkorf dat zich geheel bevindt in het Stadsarchief Amsterdam aangevuld met primaire bronnen, uit het Nationaal Archief van het Beheersinstituut. Deze twee archieven werden gebruikt om een zo volledig mogelijk beeld te geven van de restitutie van de Bijenkorf. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat ten eerste vanuit een economisch perspectief de familie Goudsmit/Isaac snelle restituties kreeg voor haar posities binnen de Bijenkorf, maar dat de familie Hochheimer juist werd tegengewerkt om hun posities terug te krijgen. De familie Goudsmit/Isaac en de rest van de Raad van Beheer wilde namelijk niet dat de familie Hochheimer hun posities zou herkrijgen binnen de Bijenkorf en werd daar mee geholpen door de Raad voor het Rechtsherstel dat traag, onduidelijk en onwetend was. Ten tweede vanuit een politiek perspectief was de Raad voor het Rechtsherstel nalatig doordat zij onwettige handelingen van de Bijko Priora accepteerde die nogmaals eerlijk rechtsherstel voor de familie Hochheimer in de weg zaten. Het Beheersinstituut en Effectenregistratie waren wel effectief bij de afhandeling van internationale claims zoals die van New Jersey. Dit gebeurde ook in eigen belang, om zo de Nederlandse economie niet te ‘verliezen’ aan buitenlandse eigenaren. Tot slot vanuit financieel perspectief duurde de restitutie van gewone aandelen te lang, omdat de Nederlandse staat geen economisch belang had om de aandelen snel terug te geven. Pas toen de Raad van Beheer van de Bijenkorf bereid was geld te betalen voor de aandelen konden de aandelen snel aan de familie Goudsmit/Isaac geleverd worden. Door deze analyse kan ik stellen dat de familie Goudsmit/Isaac uiteindelijke materiële restitutie heeft gekregen, maar de familie Hochheimer niet. Deze restitutie begon wel al in 1945 en niet pas in de jaren 90. Vervolgonderzoek kan zich focussen op de 182 andere Joodse aandeelhouders van de Bijenkorf.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent850426
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleSelectief rechtsherstel door nalatigheid en eigen belang. Een onderzoek naar het naoorlogse rechtsherstel van de Joodse aandeelhouderfamilies GoudsmitIsaac en Hochheimer van de Bijenkorf, 1945-1954
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.courseuuGeschiedenis


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record