Bridging: strategie of nie? Een onderzoek naar de rol van lineaire nabijheid bij de verwerving van bridging
Summary
Door middel van bridging kan men een niet eerder genoemde definiete DP op basis van linguïstische kennis en kennis van de wereld relateren aan een eerder genoemde indefiniete DP (Asher & Lascarides, 1998; Irmer, 2011). Voorgaande onderzoeken naar de verwerving van bridging door kinderen laten wisselende resultaten zien, waarbij de methodologie een rol lijkt te spelen. Avrutin en Coopmans (2000) hebben met een Truth Value Judgment Task aangetoond dat kinderen vanaf 4 jaar kunnen bridgen, terwijl Bosch, Zuckerman en Pinto (ter perse) met een nieuwe methode – de Coloring Book – lieten zien dat ook 3-jarige kinderen hiertoe in staat zijn. Daarnaast vraagt men zich af of kinderen bij het maken van een inferentie enkel gebruikmaken van hun linguïstische kennis en kennis van de wereld, of dat zij mogelijk andere strategieën gebruiken om de definiete DP te interpreteren. Het huidige onderzoek focust zich op de rol van lineaire nabijheid – het naast elkaar bevinden van de indefiniete DP en de definiete DP in de bridging-constructie –, wat de interpretatie van de definiete DP makkelijker zou kunnen maken. De rol van deze factor is tevens onderzocht met de Coloring Book-methode bij kinderen van 2,5 tot 5 jaar. Uit de resultaten blijkt dat kinderen vergelijkbaar scoren op items waarbij wel en geen sprake is van lineaire nabijheid, en dus geen gebruik lijken te maken van deze strategie bij het bridgingsproces. Echter, om vast te stellen of en op welke leeftijd kinderen daadwerkelijk bridging toepassen zal ook onderzoek moeten worden gedaan naar andere factoren die het bridgingsproces kunnen beïnvloeden.