De Moderatie van Boosheid op de Relatie Tussen Prosociale Socialisatie en Prosociaal Gedrag in Peuters

Abstract

In deze longitudinale studie is onderzocht welke factoren bijdragen aan de vroege ontwikkeling van prosociaal gedrag. Bij 115 peuters die bij de start tussen de 16 en 33 maanden oud waren, zijn metingen gedaan van prosociaal gedrag, temperament (boosheid en frustratie) en socialisatie van prosociaal gedrag door ouders en leerkrachten. Het prosociale gedrag werd gemeten met twee observationele metingen van instrumenteel en empathisch helpen en met een door ouders en de leerkracht ingevulde vragenlijst over de prosociale interactie van de peuter met leeftijdsgenoten. Na een half jaar is het prosociale gedrag van de peuters nog een keer gemeten. Socialisatie van prosociaal gedrag door ouders was negatief geassocieerd met empathisch helpen in peuters, wat mogelijk een reflectie is van de extra moeite die ouders steken in het aanmoedigen van een kind dat minder snel helpt. Het temperament van het kind modereerde de associatie tussen socialisatie van prosociaal gedrag door leerkrachten en door de leerkrachten gerapporteerde prosociale gedrag in de klas. Bij peuters die laag scoorden op boosheid had prosociale socialisatie door leerkrachten een negatieve invloed op het prosociale gedrag, maar meer onderzoek in een klinische populatie is nodig om te onderzoeken of prosociale socialisatie een positieve invloed heeft op het prosociale gedrag van peuters die heel hoog scoren op boosheid. Een voorzichtige conclusie is dat leerkrachten misschien anders zouden moeten handelen afhankelijk van het temperament van het kind.