Feit of fictie? De betrouwbaarheidsbeoordeling van informatiebronnen over het klimaatvraagstuk door aardrijkskundeleerlingen in het Nederlands voortgezet onderwijs
Summary
In dit onderzoek staat de vraag centraal welke factoren invloed hebben op de manier waarop
de betrouwbaarheidsbeoordeling en verwerking van informatiebronnen over het klimaatvraagstuk
plaatsvindt bij aardrijkskundeleerlingen in het Nederlands voortgezet onderwijs, en in welke mate deze
factoren van invloed zijn. Zowel het klimaatvraagstuk als de betrouwbaarheid van informatiebronnen
vormen een maatschappelijk, politiek en wetenschappelijk actueel thema; bovendien komt het
klimaatvraagstuk binnen het curriculum van het vak aardrijkskunde ruimschoots aan bod.
Allereerst wordt het klimaatvraagstuk geanalyseerd. Het is belangrijk om het onderscheid te maken
met de veelgebruikte term ‘klimaatverandering’; de term ‘klimaatvraagstuk’ is gebruikt omdat deze niet alleen
veranderingen in klimaateigenschappen en hun oorzaken omvat, maar ook onder meer sociaaleconomische
impact wordt meegenomen. Een beschouwing van de wetenschappelijke consensus rondom
klimaatverandering laat zien dat er consensus bestaat over het plaatsvinden ervan en de grote rol van de
mens als oorzaak daarvan. Voor sommige andere, meer specifieke factoren geldt dat de mate van
consensus uiteenloopt.
Het curriculum van het vak aardrijkskunde zoals dat wordt beoogd, verschilt per onderwijsniveau.
De verschillen liggen met name in de hoeveelheid aspecten die behandeld worden, en de complexiteit van
de vraagstukken. Er is ruimte voor docenten om accenten te leggen op deelonderwerpen die wel of juist niet
relevant zijn voor het klimaatvraagstuk, met name als een onderdeel niet terugkomt op het centraal examen.
Het proces van beoordeling en verwerking van informatiebronnen is binnen de wetenschappelijke
literatuur op verschillende manieren gestructureerd. Een bekend model is het Elaboration Likelihood Model
van Petty & Cacioppo (1986), waarin twee manier van informatieverwerking en attitudevorming worden
omschreven. In dit model komen (1) de motivatie en (2) het vermogen tot verwerking van informatie naar
voren als belangrijke factoren die hierop van invloed zijn. Een ander model dat wordt gebruikt om de
betrouwbaarheidsbeoordeling van informatiebronnen inzichtelijk te maken, is dat van Metzger (2007).
Ook in dit model komen motivatie en vermogen tot verwerking van informatie terug.
Een aantal factoren is van invloed op de credibility (betrouwbaarheid) van een informatiebron. Een
veelgebruikt wetenschappelijk raamwerk noemt er vier: receiver , source, medium en message credibility.
Het is belangrijk om op te merken dat de grenzen tussen deze vier typen credibility niet zwart-wit zijn; er kan
sprake zijn van overlap en onderlinge beïnvloeding. In het onderzoek is ervoor gekozen de term “receiver
credibility” te vervangen door “eigenschappen van de ontvanger”: het gaat er immers om hoe persoonlijke
eigenschappen invloed hebben op een betrouwbaarheidsbeoordeling. Bovendien wordt opgemerkt dat
deze eigenschappen een eigen, modererende invloed hebben op de drie typen credibility.
Op basis van bestaande wetenschappelijke literatuur en (onder meer) bovenstaande overweging
is een nieuw, tweedelig conceptueel model geformuleerd. In het causaal model wordt aangenomen dat de
de eigenschappen van een informatiebron (eigenschappen van source, medium en message) van invloed
zijn op de beoordeling van zowel de drie typen credibility, als de credibility van de totale informatiebron.
Daarnaast worden de eigenschappen van de ontvanger genoemd als factoren die hierop direct van invloed
zijn. Tevens wordt verondersteld dat er sprake is van een modererende invloed op het eerder genoemde
verband. Het flow-model gaat in op het idee dat de beoordeling c.q. verwerking van een informatiebron
een aantal invloeden heeft op de ontvanger. In het model is sprake van een voorsituatie en een nasituatie.
Of en in hoeverre er sprake is van een verandering wordt beïnvloed door een veelheid aan factoren.
Het empirisch onderzoek bestaat uit een kwantitatieve en een kleine kwalitatieve component,
welke qua opzet deels zijn gebaseerd op eerdere onderzoeken. Het kwantitatieve onderzoek omvat een
enquête. Het belangrijkste onderdeel omvat het tonen van twee al dan niet gemanipuleerde informatiebronnen,
met een specifieke variatie aan manipulaties van eigenschappen van source, medium en message.
Respondenten is gevraagd de betrouwbaarheid van (onderdelen van) de informatiebron te
beoordelen. Ook is hen gevraagd of er sprake was van een attitude- of gedragsverandering na
het lezen van de bron. De onderzoeksresultaten zijn statistisch geanalyseerd. Het kwalitatieve onderzoeksdeel
vormt een kleinschalige toevoeging om aanvullende inzichten te verkrijgen. Hiertoe zijn
zes interviews afgenomen bij willekeurig gekozen leerlingen.
De onderzoeksresultaten laten zien dat de eigenschappen van de ontvanger - waaronder ook
de initiële attitude - zowel een directe als een modererende invloed hebben op de betrouwbaarheidsbeoordelingen.
Ook blijkt dat de hoeveelheid kennis over het specifieke onderwerp van de informatiebron
geen duidelijke invloed heeft op de beoordeling van de message. Tevens komt het idee dat credibility van
source, medium en message van grote invloed zijn op de beoordeling van de credibility van de bron als
geheel, terug in de resultaten. De sterkte van de correlatie tussen deze typen credibility is per bron verschillend,
maar blijkt over het algemeen (matig) sterk. Dat dit in bepaalde gevallen echter juíst niet van
toepassing is, onderstreept het belang van een kwalitatieve duiding van de onderzoeksresultaten. Op deze
manier kunnen afwijkingen van de verbanden die in het causaal model worden getoond namelijk beter
worden geinterpreteerd. Tenslotte geldt dat respondenten over het algemeen overtuigd zijn van het belang
van het tegengaan van klimaatverandering. Een aanpassing van deze atttidude of van het gedrag van de
respondent blijkt niet snel plaats te vinden; het lezen van één informatiebron heeft in veel gevallen
een beperkte invloed.
Geconcludeerd wordt verder dat de drie typen credibility - met allerlei mogelijke subvariabelen -
een geschikte ‘kapstok’ kunnen vormen om onderwijs over het analyseren van de betrouwbaarheid van
een informatiebron aan op de hangen. In combinatie met een reflectie op het eigen beoordelingsvermogen
van leerlingen zou dit een waardevolle toevoeging voor het (aardrijkskunde)onderwijs zijn.