HET NATIONAAL SPORTAKKOORD: WEER EEN NIEUWE BELEIDSKLOOF IN HET NEDERLANDSE SPORTLANDSCHAP?
Summary
In juni 2018 werd het Sportakkoord, dat door VSG/VNG, NOC*NSF, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en andere partners is opgesteld, ondertekend. Hierbij is er door deze nationale organen/actoren beleid geformuleerd waarvoor lokale actoren zoals gemeentes en sportverenigingen actie moeten
ondernemen in de implementatie-en uitvoeringsfase (VWS, 2018a, p.8). Vaak treden in deze relatie verschillende beleidsimplicaties m.b.t. de implementatie (Hunter & Marks, 2002). De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal staat is: “Welke betekenis geven lokale actoren uit de Bredase sportcontext aan het Nationaal Sportakkoord en wat zijn hiervan de beleidsimplicaties?”
Om betekenisgevingen te onderzoeken, is er gebruik gemaakt van de theoretische inzichten van Weick (1995). Daarnaast is ervoor gekozen om de antwoorden van de respondenten vanuit verschillende beleidstheorieën (rationeel, institutioneel, politiek en cultureel) te analyseren. Daarnaast is er een bundeling gemaakt van
verschillende wetenschappelijke inzichten omtrent de beleidskloof.
Een combinatie van semigestructureerde diepte-interviews en duo-interviews met respondenten van verschillende actoren (gemeente Breda, Breda Actief en
sportverenigingen) uit de Bredase sportcontext is gebruikt om data te verzamelen. Daarnaast zijn er verschillende beleidsdocumenten geanalyseerd.
De verschillende actoren geven allen een andere betekenis aan het Sportakkoord. Hierbij zijn de respondenten van de gemeente overwegend positief, die van
Breda Actief kritisch positief en die van de verenigingen matig positief tot negatief. Dit zorgt ervoor dat ze allen een andere beleidskloof ervaren, waarbij die van de
gemeente het kleinst is en die van de verenigingen het grootst. Om tot deze conclusies te komen, is een model opgesteld op basis van bestaande inzichten over de beleidskloof.