'Dat vind je ergens anders niet.' Een kwalitatief onderzoek bij verschillende stakeholders naar het imago van de Koninklijke BDU Holding BV.
Summary
Deze afstudeerscriptie vormt de verslaglegging van een onderzoek naar het imago van de Koninklijke BDU Holding BV. De Koninklijke BDU is een organisatie in Barneveld, die bestaat uit de Koninklijke BDU Holding BV, de Koninklijke BDU Uitgeverij en het Koninklijke BDU Grafisch Bedrijf.
Bij de Koninklijke BDU Holding BV is onderzocht op welke manier de organisatie gezien wil worden door anderen (het gewenste imago), op welke manier zij denkt dat anderen haar zien (het verwachte imago), op welke manier de medewerkers aankijken tegen hun organisatie (het imago bij interne stakeholders) en op welke manier externe relaties aankijken tegen de organisatie (het imago bij externe stakeholders). Niet alleen het algemene imago van de organisatie is onderzocht, maar ook haar imago op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, haar imago op het gebied van innovatie en vernieuwing en haar imago als werkgever.
Na afloop van het onderzoek kan geconcludeerd worden, dat met betrekking tot het algemene imago, de vier imagotypen goed met elkaar overeen komen: zowel de interne als de externe stakeholders hebben een positief beeld van de organisatie, precies zoals de directie wil en verwacht. De vraag blijft bestaan, welk beeld potentiële werknemers en relaties hebben. Zowel de medewerkers als de directie verwachten, dat deze personen de organisatie ziet als ouderwets en stoffig, een organisatie met een ‘Veluws imago’.
Het imago van de Koninklijke BDU Holding BV op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen blijkt een aandachtspunt te zijn. De directie wil uitstralen, dat de organisatie zich inzet voor het behoud van mens en milieu en zij verwacht, dat de stakeholders dit ook zullen zien. Maar het blijkt, dat zowel de interne als de externe stakeholders wél zien dat de organisatie zich bezighoudt met het welzijn van mensen, maar dat zij níet zien dat de organisatie zich inzet voor het behoud van het milieu. De meeste stakeholders vinden dit wel belangrijk voor een organisatie. Ook uit de literatuur van Waardenburg (2001) blijkt, dat Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen een belangrijk punt is. De organisatie zou hier aan moeten werken.
Met betrekking tot het imago van de Koninklijke BDU Holding BV op het gebied van innovatie en vernieuwing, komen de vier imagotypen niet goed overeen. De organisatie wil volgens de directie gezien worden als innovatief, maar zij verwacht niet dat dit opgemerkt wordt door de stakeholders. Deze merken dit inderdaad niet op. De interne en de externe stakeholders vinden de organisatie niet erg innovatief. Dit is een punt waar de organisatie aan moet werken, aangezien uit de literatuur van Loos (2006) blijkt, dat innovatie erg belangrijk is voor het voortbestaan van een organisatie.
Met betrekking tot het imago van de Koninklijke BDU Holding BV als werkgever komen de vier imagotypen goed overeen. De medewerkers zijn erg tevreden over hun werkzaamheden en de mogelijkheden met betrekking tot scholing, die zij krijgen binnen de organisatie. Zij zijn blij, dat er persoonlijke aandacht voor hen is. Volgens Van Raaij, Vinken en Van Dun is dit precies wat werknemers zoeken in een werkgever. Ook de externe stakeholders hebben een positief beeld van de Koninklijke BDU Holding BV als werkgever, precies zoals de directie wil en verwacht dat haar organisatie gezien wordt op dit gebied.
Dat de vier imagotypen niet op alle deelgebieden met elkaar overeenkomen, is volgens literatuur van Schoemaker en Vos niet erg. Deze auteurs stellen, dat de organisatie haar gewenste imago moet zien als een streefbeeld. Door middel van het voeren van een goed communicatiebeleid, kunnen de verschillende imagotypen meer met elkaar overeenkomen.
Door de interne stakeholders werd nog een tweetal punten genoemd, die zij verbinden aan het imago van de Koninklijke BDU Holding BV. Ten eerste zijn zij van mening, dat het Veluwse karakter van de organisatie soms te uitdrukkelijk aanwezig is. De organisatie heeft, volgens enkele medewerkers, last van een Veluwse bescheidenheid, waarbij de organisatie zich niet sterk durft te profileren. Ten tweede zien de medewerkers, dat er de laatste jaren een verzakelijking heeft plaatsgevonden binnen de organisatie. Deze verzakelijking gaat ten koste van het sociale aspect van de organisatie. Dit is volgens de medewerkers een positief punt. Ook de externe stakeholders merkten deze verzakelijking op en ook zij vinden dit een positief punt.