Nederland tegen Terrorisme
Summary
SAMENVATTING
Terrorisme, en dan voornamelijk terrorismebestrijding zijn begrippen die we niet meer kunnen wegdenken uit onze samenleving. Sinds de aanslagen in Amerika, Madrid en Londen is de wereld opgeschrikt en zijn er dagelijks mensen bezig met de bestrijding van terrorisme. Naar aanleiding van deze aanslagen groeide de vraag naar voorlichting door de overheid op dit gebied bij de Nederlandse burger. Deze vraag werd door de overheid beantwoord in de vorm van een grootscheepse voorlichtingscampagne met de titel Nederland tegen terrorisme die in februari 2006 van start is gegaan. De doelstelling van de campagne is vertrouwen in de overheid te bevorderen en te herstellen. Deze campagne heb ik in de scriptie Nederland tegen terrorisme centraal gesteld.
In deze scriptie zijn de schrijvende media het uitgangspunt geweest. Twee thema’s hebben bij het doen van onderzoek de boventoon gevoerd. Enerzijds vertrouwen in de overheid en anderzijds de analyse van afbeeldingen. Dit zijn de twee zwaartepunten uit de scriptie. In de eerste plaats heb ik gekeken naar het thema vertrouwen in de overheid. Hoe wordt dit thema besproken in de literatuur? In de tweede plaats heb ik bekeken hoe afbeeldingen vanuit semiotisch perspectief kunnen worden beoordeeld. Voor het empirische gedeelte heb ik de vraag gesteld hoe jongeren de afbeeldingen beoordelen en welke rol opleidingsniveau en geslacht spelen in die beoordeling. Omdat voorts uit de literatuur blijkt dat ook makers van tekens een belangrijke rol spelen in betekenisgeving ervan, heb ik eveneens onderzocht op welke manier de opdrachtgever en de makers van de campagne bij de Nederlandse bevolking het vertrouwen in de overheid willen bewerkstelligen met het gebruik van de afbeeldingen.
Om te beginnen heb ik verschillende theorieën van sociaal vertrouwen besproken, om vervolgens te bezien hoe vertrouwen in de overheid wordt vormgegeven. Uit deze studie komt een element duidelijk naar voren, namelijk competentie. Dit element zal gebruikt worden in de analyse van afbeeldingen.
Afbeeldingen gelden als tweede zwaartepunt. Daarom op deze plaats ook een theorie, die het mogelijk maakt om afbeeldingen te analyseren. Ik ben ingegaan op de representationele werking van afbeeldingen. Afbeeldingen uit de campagne Nederland tegen Terrorisme. Hoe vertrouwen in de literatuur wordt besproken en hoe afbeeldingen vanuit semiotisch perspectief kunnen worden bezien, respectievelijk de vragen 1 en 2 van de onderzoeksvragen, worden hierdoor beantwoord.
Met competentie als uitgangspunt en het analyseapparaat van Kress en Van Leeuwen op zak, heb ik in hoofdstuk 3 vervolgens twee afbeeldingen uit de campagne geanalyseerd. Uit de analyse wordt duidelijk om welke beroepen het gaat, waar dat uit blijkt en uit welke aspecten competentie zijn af te leiden. Kortom, de analyse ontrafelt het verhaal van de afbeeldingen en de boodschap die de afbeeldingen communiceren.
Omdat makers een belangrijke rol spelen in de betekenisgeving van hun tekens, hebben op deze plaats ook de campagnemakers de ruimte gekregen hun visie over het voetlicht te brengen. Zij wilden de Nederlandse burgers niet banger maken dan ze al waren. Bovendien vonden ze het belangrijk om zo duidelijk mogelijke en begrijpelijke afbeeldingen te creëren zodat iedereen de boodschap zou oppikken. En dat hebben ze gedaan door icoonmatige afbeeldingen te ontwikkelen. Deze resultaten vormen een antwoord op onderzoeksvraag 3, namelijk hoe de opdrachtgever en de campagnemaker door middel van de afbeeldingen vertrouwen in de overheid hebben willen bewerkstelligen.
In hoofdstuk 4 zijn de empirische resultaten besproken. In hoofdstuk 5 worden de conclusies gepresenteerd die uit deze resultaten voortvloeien. Kanttekening daarbij is dat deze groep respondenten te beperkt is om algemene uitspraken te kunnen doen over jongeren in Nederland. Dat maakt de waarde van de conclusies niet minder, maar wel beperkt in bereik. Dit onderzoek is dan ook een explorerende casestudie in plaats van een grootschalig kwantitatief onderzoek. Er zijn 5 conclusies te trekken die allen te maken hebben met de campagne, maar in meer of mindere mate direct betrekking hebben op het beeldmateriaal dat is geanalyseerd. De eerste conclusie heeft wel degelijk te maken met de afbeeldingen namelijk dat de afbeeldingen alleen te weinig zeggingskracht hebben. Zowel voor lager opgeleiden als voor de hoger opgeleide scholieren bleek dat - zonder de toevoeging van tekst, de boodschap van vertrouwen in de overheid als het gaat om terrorismebestrijding niet of nauwelijks ontdekt werd. Pas bij aanvullende uitleg door de focusgroepsleider over de context werd het de jongeren duidelijk in welke samenhang de afbeeldingen waren te bezien. Zowel VMBO als HAVO/VWO scholieren hadden moeite om de afbeeldingen te interpreteren en te vertalen naar een algemeen concept. Het feit dat de overheid een icoonmatige afbeelding heeft proberen te maken die de representatie van een beroepsgroep weergeeft, vindt in eerste instantie geen herkenning bij de doelgroep. Pas bij herhaaldelijke toelichting zien de jongeren dat de afbeeldingen datgene weergeven wat de overheid zegt dat ze doet in geval van verhoogde dreiging van terrorisme. Deze moeilijkheid bij het beoordelen geeft het antwoord op onderzoeksvraag 4, namelijk hoe jongeren de afbeeldingen beoordelen.
De tweede conclusie die uit het onderzoek naar voren komt is dat de keuze voor een afbeelding afhankelijk is van het opleidingsniveau. VMBO scholieren zoeken in hun zoektocht naar vertrouwen in de overheid naar concrete en kwantitatieve oplossingen. VMBO leerlingen konden daarnaast een aantal voor hen belangrijke zaken aangeven over de (missende of de te beperkte) bevoegdheden van de bewaker en wat dat deed met hun idee van competentie met betrekking tot de functie van bewaker. Dit in tegenstelling tot hun leeftijdsgenoten uit het HAVO en VWO. Door VMBO leerlingen werd verder de strafwetgeving niet als toereikend ervaren, waardoor het effect, de straf en de afschrikking voor de terroristen onvoldoende is. De VMBO scholieren hebben hierdoor niet het idee dat de Officier van Justitie in staat is om terrorisme aan te pakken. VWO leerlingen daarentegen dichtten de Officier competentie toe. Zij toonden meer kennis bij de behandeling van de afbeelding waar het beroep van de Officier werd afgebeeld. Die kennis blijkt essentieel te zijn voor het toekennen van competentie en daarmee het hebben van vertrouwen.
Dat er een traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen blijft, blijkt uit de derde conclusie. Opvallend is allereerst dat de onderlinge verschillen tussen de reacities van mannen en vrouwen eigenlijk helemaal niet zo groot zijn. Toch is opmerkelijkheid dat zowel jongens als meisjes aangeven dat indien het om lichamelijke krachtinspanning gaat, ze de man competent vinden en zodra intellectuele kracht gevraagd wordt, ook een vrouw in aanmerking komt.
Conclusies die in mindere mate te maken hebben met de afbeeldingen en die niet direct zijn terug te voeren tot een van de onderzoeksvragen, maar daarom niet minder interessant zijn, zijn het feit dat een veranderend tijdsgewricht eveneens de beoordeling beïnvloedt en dat de campagne zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.
Door het verdwijnen van het thema terrorisme naar de achtergrond is gebleken dat waakzaamheid en alertheid bij jongeren afneemt. Dat de campagne zich heeft ontwikkeld is te zien aan het gebruik van nieuwe afbeeldingen, kleurgebruik en uitstraling. Door het veranderende tijdsgewricht voelde de overheid zich ook genoodzaakt de campagne aan te passen en minder ‘hard’ te maken.
De laatste opmerkingen uit hoofdstuk 6 zijn een kritische beschouwing op het onderzoek enerzijds en een reflectie op de literatuur anderzijds. Het belangrijkste wat uit de beschouwing voortvloeit is dat huidig onderzoek zeer beperkt was. Er zijn slechts twee afbeeldingen onderzocht uit een campagne die uit ontzettend veel meer media-uitingen bestaat. Deze uitingen zijn een integraal onderdeel en communiceren samen een boodschap. Om twee aspecten er uit te lichten, uit hun context te halen en op die manier te onderzoeken, kan een vertekend beeld geven van de boodschapsoverdracht. Een verdere conclusie uit de beschouwing luidt dat het onderzoek zich richtte op twee thema’s. Zowel vertrouwen in de overheid als afbeeldingen waren een zwaartepunt tijdens het onderzoek. Door deze twee thema’s naast elkaar te onderzoeken, werd het lastig ze met elkaar te verenigen en er één geheel van te maken. Voor vervolgonderzoek adviseer ik dan ook, zich te richten op slechts een van beide aspecten.