Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorLiempt, I.C. van
dc.contributor.authorSpronsen, J.J. van
dc.date.accessioned2019-10-23T17:00:31Z
dc.date.available2019-10-23T17:00:31Z
dc.date.issued2019
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/34334
dc.description.abstractDeze scriptie gaat over de bewegingsvrijheid van gehandicapte bewoners en bezoekers van Utrecht en hoe hun bereikbaarheidsperceptie van locaties daardoor wordt beïnvloed. De gemeente Utrecht streeft naar een stad die toegankelijk is voor iedereen. Uit recente mediaberichten blijkt echter dat gehandicapten nog steeds hinder ondervinden bij hun verplaatsingen door de stad. Het onderzoek is kwalitatief van aard. Zeventien respondenten hebben aan het onderzoek meegedaan door middel van semigestructureerde interviews en het tekenen van mentale kaarten. Met sommige respondenten is ook een stuk door de stad gewandeld, zodat de onderzoeker iets heeft kunnen meekrijgen van hoe het is om als gehandicapte door Utrecht te bewegen. De wetenschappelijk theorieën die centraal staan in dit onderzoek zijn de theorieën die betrekking hebben op tijdgeografie. Tijdgeografische theorieën kunnen namelijk als basis gebruikt worden om te onderzoeken hoe vrij iemand is om zich te verplaatsen door de tijd en door de ruimte. De theorieën houden rekening met verschillende beperkingen die deze vrijheid kunnen verminderen. Het ondervinden van capaciteitsbeperkingen is daar één van. Een capaciteitsbeperking betreft beperkte bereikbaarheid of onbereikbaarheid die het gevolg is van factoren zoals beperkingen van persoonlijke vaardigheden en middelen (Corbett, 2005; Yu en Shaw, 2007; Ellegård en Svedin 2012). Kunnen lopen, horen of zien zijn vaardigheden die verplaatsingen naar locaties kunnen vergemakkelijken. De mate waarin iemand over die vaardigheden beschikt, kan van invloed zijn op de bereikbaarheidsperceptie van de locaties. Met dit in gedachte, is de volgende hoofdvraag opgesteld: Op welke manier ervaren verschillende gehandicapte bewoners en bezoekers van Utrecht hun handicap als een capaciteitsbeperking die van invloed is op hun perceptie van de bereikbaarheid van verschillende locaties, en hoe gaan zij daarmee om? De gehandicapte bewoners en bezoekers die aan dit onderzoek hebben deelgenomen, ervaren hun handicap als een capaciteitsbeperking die hun vrijheid om zich te bewegen door de tijd en door de ruimte beperkt. Zij ervaren hun handicap als een capaciteitsbeperking omdat de vervoermiddelen, de openbare ruimten en de gebouwen van Utrecht vaak als ontoegankelijk worden ervaren. De ontoegankelijkheid is zowel fysiek als sociaal. De respondenten van het onderzoek ervaren de capaciteitsbeperking als een beperking in de zin dat zij bepaalde locaties niet kunnen bereiken, dat het voor hen lastiger kan zijn om locaties te bereiken, dat hun verplaatsingen onnodig lang kunnen duren, dat zij de gehele dag geen activiteiten buitenshuis kunnen verrichten, dat zij zich slechts op bepaalde tijden kunnen verplaatsen, dat zij van anderen afhankelijk zijn om locaties te bereiken, dat zij minder tijd kunnen doorbrengen op een locatie of dat zij juist onnodig veel tijd moeten doorbrengen op een locatie. Als gevolg daarvan worden locaties vaak als minder goed bereikbaar ervaren. Locaties in de oude binnenstad worden relatief vaker als minder goed bereikbaar beoordeeld dan locaties in nieuwere delen van de stad. De openbare ruimte van de binnenstad kenmerkt zich door oude en smalle straten, keien, trappen, shared space gebieden en andere elementen die verplaatsingen voor gehandicapten bemoeilijken. Shared space gebieden in het centrum vormen voor blinden en slechtzienden bijvoorbeeld een obstakel omdat fietsers, voetgangers en soms ook gemotoriseerd verkeer de ruimte daar moeten delen. Het centrum voelt ook als onbereikbaar voor respondenten die afhankelijk zijn van hun auto, vooral door het tekort aan gehandicaptenparkeerplaatsen. Maar ook in nieuwere delen van de stad kunnen locaties als onbereikbaar worden ervaren. In deze delen van de stad is namelijk vaak eveneens sprake van ontoegankelijkheid, zij het minder dan in het centrum. Verder spelen bij de helft van de respondenten persoonlijke eigenschappen een rol in hoe zij de capaciteitsbeperking ervaren. Die eigenschappen zijn beschikbare financiële middelen, een beperkte hoeveelheid te besteden energie per dag en ADHD. Er wordt op verschillende manieren omgegaan met de capaciteitsbeperking. Dit verschilt van respondent tot respondent. Bepaalde respondenten raken gedemotiveerd door de ontoegankelijkheid en verrichten minder activiteiten buitenshuis. Anderen laten zich niet tegenhouden en gaan toch naar buiten. Een goede voorbereiding kan verplaatsingen vaak alsnog goed mogelijk maken. Weer andere respondenten gaan op zoek naar alternatieven zoals online winkelen of gaan alleen de stad in wanneer het niet druk is. En sommigen doen een beroep op hun sociale netwerk voor assistentie. Dat gaat weliswaar ten koste van hun zelfstandigheid maar zorgt er wel voor dat zij alsnog activiteiten buitenshuis kunnen verrichten. De respondenten geven aan dat de fysieke en sociale ontoegankelijkheid in Utrecht, en in de samenleving in haar algemeenheid, op verschillende manieren kan worden verminderd. Met betere voorschriften, wet- en regelgeving kan fysieke toegankelijkheid worden afgedwongen, wat nu nog niet het geval is. Vanzelfsprekend is handhaving van de regels belangrijk. Vaak zijn er regels die het bijvoorbeeld verbieden om obstakels op trottoirs te plaatsen. Door een gebrek aan handhaving gebeurt dat toch, wat een enorm belemmering vormt voor gehandicapten. Ook op het gebied van oversteekpunten zijn volgens de respondenten betere voorschriften en beleidsmaatregelen nodig. Vaak zijn die bijvoorbeeld niet voorzien van verkeerslichten met een auditief signaal voor blinden en slechtzienden. De respondenten geven aan dat het nodig is om ook de sociale toegankelijkheid te verbeteren. Sociale toegankelijkheid kan fysieke toegankelijkheid voor een belangrijk deel wegnemen. Een voorbeeld is wanneer het personeel van een winkel behulpzaam is en bereid is om een plank neer te leggen als een rolstoeler er naar binnen wil. Dat is vaak nog niet het geval volgens de respondenten. Om de sociale toegankelijkheid te vergroten is het nodig om de samenleving bewuster te maken. Dat kan volgens de respondenten op de volgende manieren: inclusief onderwijs, voorlichting, anderen laten beleven hoe het is om gehandicapt te zijn, betere opleiding van verkeerskundigen met oog voor gehandicapten en een toegenomen zichtbaarheid van gehandicapten in de samenleving. De respondenten laten tevens weten dat zij steden elders in Europa als toegankelijker hebben ervaren dan Utrecht. Het kan dan ook een goed idee zijn om te leren van relevante beste praktijken van andere steden en die waar nodig zoveel mogelijk toe te passen in Utrecht. Tot slot is het essentieel om gehandicapten te betrekken bij projecten, processen en ontwikkelingen die moeten leiden tot een toegankelijkere stad en samenleving. Gehandicapten weten meestal immers beter dan wie ook hoe het is om als gehandicapte door de tijd en ruimte te bewegen. Bij het ontwerp van gebouwen, openbare ruimten en vervoermiddelen wordt dat vaak niet gedaan en worden aspecten over het hoofd gezien door niet-gehandicapten, wat uiteindelijk leidt tot ontoegankelijkheid.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent4087795
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleNaar bewegingsvrijheid zonder onderscheid
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordstoegankelijkheid, bereikbaarheid, handicaps, gehandicapt, mobiliteit, verplaatsingen, tijdruimte, tijdgeografie, slechthorend, doven, slechtziend, blinden, slecht ter been, kwalitatief onderzoek, inclusie, steden, Utrecht, bewegingsvrijheid, kansen, discriminatie, recht tot de stad, rolstoel
dc.subject.courseuuHuman Geography


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record