Nieuwe lezers voor ‘’onze’’ literatuur. Een onderzoek naar de manier waarop De Arbeiderspers en De Bezige Bij hun literaire identiteit op lokaal en globaal niveau construeren en uitdragen.
Summary
Een bezoek aan een willekeurige boekwinkel laat zien dat boeken van schrijvers over de hele wereld in Nederland net zo makkelijk verkocht worden als de boeken die geschreven zijn door Nederlandse schrijvers. Deze steeds verder toenemende prominentie van vertalingen binnen de Nederlandse literatuur en de meer algemene toename van het belang van de Anglo-Amerikaanse cultuur in Europa roept de vraag op: wat doen deze uitwisselingsprincipes met de literaire cultuur? En specifiek de Nederlandse? Om meer inzicht te krijgen in de impact van de globale alomtegenwoordigheid van de Anglo-Amerikaanse cultuur op de positie van de Nederlandse literatuur concentreert dit onderzoek zich op de vraag: ‘In hoeverre verhouden De Arbeiderspers en De Bezige Bij zich in hun import- en exportgedrag tot ideeën over de Nederlandse (literaire) identiteit bij het construeren van hun eigen identiteit?’ Vertrekpunt is daarbij de polysysteemtheorie van de cultuurwetenschapper Itamar Even-Zohar, die – aangevuld met inzichten van sociologen en vertaalwetenschappers – het kader vormt om het Nederlandse import- en exportsysteem te duiden. Om te begrijpen hoe de Nederlandse uitgeverij, en in het verlengde hiervan de Nederlandse literatuur, zichzelf ziet, kijk ik naar wat er geïmporteerd wordt, omdat dat volgens de theorie van Even-Zohar iets kan zeggen over hoe we onszelf willen vormen en wat we zien als lacunes. Dit impliceert dat het beeld van de Nederlandse literatuur, onze literaire identiteit, enerzijds afgeleid wordt uit hoe de Nederlandse literatuur geëxporteerd wordt en anderzijds uit dat wat geïmporteerd wordt omdat dat laatste iets zegt over hoe men zijn eigen literatuur wil construeren en wat hierbij gemist wordt. Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag analyseer ik de brochures waarmee de uitgeverijen hun import- en exportproducten in de markt zetten aan de hand van drie vergelijkingen: 1) de manier waarop de Nederlandse titels (die ook als exportproduct aangeboden worden) gepresenteerd worden in de prospectus wordt vergeleken met de manier waarop geïmporteerde titels in deze prospectus gepresenteerd worden, 2) de manier waarop Nederlandse boeken (die ook als exportproduct aangeboden worden) in de prospectus aangeboden worden, wordt vergeleken met de manier waarop deze titels in de rights guides aangeboden worden, en 3) de manier waarop de geïmporteerde titels in de prospectus gepresenteerd worden, wordt vergeleken met de manier waarop diezelfde Nederlandse titels in de rights guides gepresenteerd worden. Per vergelijking is er vanuit drie perspectieven gekeken hoe de beeldvorming bij literatuur tot stand komt: 1) het onderscheid van auteursmarketing en titelmarketing, 2) de indeling van argumenten die het (internationale) succes van een titel kunnen vergroten en 3) de vaststelling in hoeverre er bij deze aspecten een verband gelegd wordt met kenmerken van de Nederlandse cultuur en samenleving (Nederlandse frame) of dat er iets internationaals geprobeerd wordt uit te drukken (kosmopolitische frame). Uit de analyse blijkt onder andere dat de invloed van de perifere positie van de Nederlandse literatuur terug te zien is in het import- en exportsysteem van deze Nederlandse uitgeverijen. Een gevoel van minderwaardigheid tegenover grotere en machtigere naties, bijvoorbeeld het literaire centrum, lijkt te zorgen voor een angst om achter te blijven en dit leidt tot te veel meegaandheid ten opzichte van buitenlandse intellectuele modes. De uitgeverijen presenteren de Nederlandse literatuur aan het buitenland namelijk veelal als kosmopolitisch en bevestigen op thematisch vlak het stereotypebeeld dat het buitenland van Nederland heeft. Ook de presentatie van de geïmporteerde literatuur lijkt erop te duiden dat de uitgevers vanuit bescheidenheid unieke aspecten van de Nederlandse literatuur net zo makkelijk toeschrijven aan buitenlandse auteurs als aan Nederlandse auteurs, waardoor het karakter van de Nederlandse literatuur niet meer exclusief toebehoort aan Nederland. Verder onderzoek zal moet uitwijzen of dergelijke tendensen overeind blijven bij opschaling van het corpus en de onderzochte periode.