dc.description.abstract | Kinderen spelen steeds minder buiten (Dellas, Van den Dool & Collard, 2018; Jantje
Beton/Kantar Public, 2018; OMO Buitenspeelbond, 2007), terwijl diverse onderzoeken
onderschrijven dat buitenspelen belangrijk is voor de fysieke, sociale en emotionele
ontwikkeling van kinderen en bovendien voor hun gezondheid (Carson et al., 2017; Mitchell,
Cavanagh & Eager, 2006; Penedo & Dahn, 2005; Warburton, Nicol & Bredin, 2006). Deze
afname is deels te wijten aan de opkomst van digitale gadgets en de televisie (Eerkens, 2016;
Salmon, Timperio, Telford, Carver & Crawford, 2005), maar hangt ook samen met de lage
prioriteit die buitenspelen heeft in beleid vanuit de overheid: steden verdichten, waardoor
speelplaatsen plaats moeten maken voor bouwplaatsen (Van Overbeek, De Vries, Jongert &
Hopman-Rock, 2005b). Kinderen worden bij (her)inrichtingsplannen van de gebouwde
omgeving nauwelijks betrokken, terwijl kinderen daar wel behoefte aan hebben
(Timmermans, Meinema & Snel, 2013). Daarom staan de perceptie die kinderen hebben van
hun omgeving en de wensen die kinderen hebben ten aanzien van buitenspelen in dit
onderzoek centraal. Hierbij ligt de focus op invloeden op buitenspelen vanuit de sociale en
fysieke omgeving, waarbij aandacht wordt besteed aan de vraag: welke invloed hebben
buurteigenschappen op het buitenspeelgedrag van kinderen?
Op basis van bestaande literatuur op het gebied van buitenspelen in relatie tot de
omgeving, zijn er vier hoofdaspecten onderzocht: de aanwezigheid en inrichting van
speeltuinen, schoolpleinen en groenvoorzieningen; de beschikbaarheid van andere kinderen
om mee te spelen; de ervaren veiligheid in de buurt, en de zorgen van ouders over de buurt.
De in dit onderzoek beschreven theorie over deze vier aspecten is verwerkt in een enquête
en een interview. De enquête is afgenomen bij 201 kinderen (valide respons = 148) in de
leeftijd van 9 t/m 12 jaar in de subwijk Lunetten, een groene en kindvriendelijke subwijk van
gemeente Utrecht. Vervolgens heeft er een focusgroep plaatsgevonden waar vier Lunettense
kinderen uit dezelfde leeftijdscategorie aan deel hebben genomen. Door gebruik te maken
van verschillende methoden, konden de gegevens elkaar aanvullen en versterken.
Gebleken is dat kinderen met een broer of zus om mee te spelen, vaker buitenspelen,
evenals kinderen die ervaren dat het speelaanbod in Lunetten voldoende divers is. De
overige onderzochte factoren bleken buitenspelen niet significant te beïnvloeden. Dit is voor
een deel te wijten aan de verschillende percepties die kinderen mogelijk hadden van wat hun
buurt omvat, maar kan er ook mee te maken hebben dat kinderen door diverse factoren niet
minder buitenspelen, maar wel ergens anders of met minder plezier. In Lunetten spelen
kinderen bovengemiddeld vaak buiten ten opzichte van het landelijk gemiddelde: gemiddeld
op bijna zes dagen per week. De invloed op buitenspelen vanuit de sociale en fysieke
omgeving lijkt hiermee beperkt.
Hoewel kinderen relatief vaak buitenspelen en overwegend tevreden zijn over de
buitenspeelmogelijkheden in de buurt, zijn er toch enkele aanbevelingen te formuleren op
basis van dit onderzoek, in het bijzonder voor de subwijk Lunetten. Zo zouden speelplaatsen
evenrediger kunnen worden verspreid over de buurt, dienen er meer speeltoestellen te
komen voor oudere kinderen en is er vraag naar een gevarieerder speelaanbod. Andere
aandachtspunten zijn onderhoud en het weren van rondhangende jongeren en volwassenen.
Een belangrijke aanbeveling voor alle gemeenten is om kinderen te laten meedenken over de
(her)inrichting van een buurt, in het bijzonder met betrekking tot buitenspelen. Wanneer
deze adviezen worden opgevolgd, leidt dit er hopelijk toe dat kinderen in Nederland weer
vaker gaan buitenspelen en daardoor allemaal kunnen profiteren van de voordelen voor de
gezondheid en ontwikkeling die buitenspelen te bieden heeft. | |