Over de grens. Een onderlinge vergelijking van de internationale verspreiding van Nederlandstalige literatuur in relatie tot het Nederlandse en Vlaamse letterenbeleid (2000-2015)
Summary
Naar de internationale verspreiding van Nederlandstalige literatuur is nog nauwelijks systematisch en kwantitatief onderzoek verricht. Van Es & Heilbron (2015) brachten voor het eerst obstakels in kaart die een Nederlandstalige titel zou moeten overwinnen om de Engelstalige markt te bereiken. Hun onderzoek beperkt zich echter tot literaire fictie van Nederlandse auteurs en laat auteurs uit Vlaanderen zonder toelichting achterwege. Hoewel Nederlandse en Vlaamse auteurs een gemeenschappelijke taal delen, opereren zij in literaire velden die institutioneel gezien grotendeels gescheiden zijn. Dat geldt ook voor de overheidsinstanties die grotendeels verantwoordelijk zijn voor het letterenbeleid: het Nederlands Letterenfonds (en voorganger NLPVF) en het Vlaams Fonds voor de Letteren. Aangezien Van Es & Heilbron wel degelijk opmerken hoe essentieel overheidsactiviteiten zijn in de internationale verspreiding van de literatuur uit een perifere taal als het Nederlands, zou dit gescheiden letterenbeleid weleens een grote rol kunnen spelen in de verschillende mogelijkheden van Nederlandse en Vlaamse auteurs om in vertaling te verschijnen.
Deze scriptie onderzoekt daarom in hoeverre er verschillen zijn tussen wat en hoeveel er vertaald is van Nederlandse en Vlaamse auteurs en hoe die eventuele verschillen zich verhouden tot het Nederlandse en Vlaamse letterenbeleid in de periode 2000-2015. Daarmee combineert deze scriptie inzichten uit de vertaalsociologie en cultural policy studies, zodat bovendien meer duidelijk wordt over de verschillende mogelijke posities van (deel)staten binnen één taalgebied – waarvoor te weinig aandacht is in het centrum-periferiemodel (Heilbron 1995) dat slechts uitwisseling tússen talen bestudeert - en de rol van de overheid hierbij. De analyse combineert kwantitatief onderzoek, op basis van de online vertalingendatabase van het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren, met kwalitatief onderzoek, op basis van de beleidsdocumenten van beide fondsen.
Deze scriptie toont aan dat er in de onderzochte periode geen verschil is tussen de hoeveelheid gerealiseerde vertalingen van Nederlandse en Vlaamse auteurs wanneer rekening gehouden wordt met de verschillen in bevolkingsaantallen. Ondanks de steeds verdere professionalisering en uitbreiding van het Vlaams Fonds voor de Letteren (actief sinds 2000) wordt de verhouding in de tweede helft van de periode ongelijker en nemen Nederlandse auteurs een steeds groter aandeel van de vertalingen voor hun rekening. Deze ontwikkeling, en de beperkte verbanden die gelegd kunnen worden tussen enerzijds taal- en genregerichte promotionele activiteiten van beide fondsen en anderzijds ontwikkelingen in de data, doen twijfelen aan de mogelijkheid van de overheid om gerichte invloed uit te oefenen op de vertalingenmarkt. Het Nederlands Letterenfonds en zijn voorganger NLPVF lijken daar wel beter in te slagen dan het Vlaams Fonds voor de Letteren, waarschijnlijk omdat het Nederlandse beleid sterker gericht is op het vergroten van zichtbaarheid door middel van de organisatie van internationale manifestaties. Methodisch gezien blijft het echter de vraag of het mogelijk is patronen te ontwaren in de internationale verspreiding van literatuur uit één land of gebied, aangezien taal- of genreontwikkelingen vaak blijken neer te komen op individuele acties van één of meerdere marktpartijen. Wel doen de resultaten vermoeden dat de markthiërarchie binnen het Nederlandse taalgebied doorwerkt in de verspreiding van literatuur buiten het taalgebied, waar verder onderzoek zich op zou kunnen richten. Ook nodigt deze scriptie uit tot verder onderzoek naar vergelijkbare situaties in andere taalgebieden die verschillende landen beslaan.