Ongelofelijk politiek, maar onbegrijpelijk genoeg genegeerd. Een discoursanalyse op het snijvlak van de Nederlandse omgang met politiek, datatechnologie en toekomstliteratuur.
Summary
In deze scriptie onderzoek ik recente Nederlandse toekomstliteratuur waarin datatechnologische ontwikkelingen en de maatschappelijke gevolgen daarvan een hoofdrol spelen. Ik onderzoek hoe discursieve patronen omtrent dataficering in deze literatuur (in de twee romans "Slaap zacht Johnny Idaho" (2015) van Auke Hulst, en "Klont" (2017) van Maxim Februari en in de twee essaybundels "Het digitale proletariaat" (2015) van Hans Schnitzler en "Je hebt wél iets te verbergen" (2016) van Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis) en de receptie daarvan functioneren. De focus ligt daarbij op de taal en betekenissen daarachter in de toekomstliteratuur en receptie. Het spreken over de politieke dimensie, de technologische dimensie en toekomstige dimensie van dataficering analyseer ik uitvoerig. Middels drie hoofdargumenten stel ik dat er een getroubleerd publiek Nederlands dataficeringsdebat bestaat. Ten eerste vanwege het patroon van de aan elkaar gekoppelde Nederlandse behoefte aan feiten en afkeer van visie, die resulteert in een dominante focus op een bemiddelaarsrol. Die rol zorgt voor een blokkade van de visionaire en politieke benadering van de gevolgen van dataficering.
Ten tweede resulteert het patroon van de aan elkaar gekoppelde Nederlandse behoefte aan technologische innovatie en afkeer van technologiekritiek in een historistische neiging die in recent verschenen Nederlandse toekomstliteratuur en de receptie daarvan voor een blokkade van de technologiekritische benadering van de gevolgen van dataficering zorgt. In het diepgewortelde techno-optimistische vooruitgangsgeloof blijkt weinig plek voor kritiek, en is een focus op de voordelen van technologie discursief. Bovendien laat de analyse zien dat er in de toekomstliteratuur \'en de receptie daarvan een blinde vlek bestaat voor de specifiek Nederlandse ontvankelijkheid voor dataficeringstechnologie.
Als laatste zorgt een patroon van de aan elkaar gekoppelde Nederlandse behoefte aan realisme en afkeer van toekomstscenario’s voor een realismeprimaat, dat de kritische behandeling van de toekomstdimensie van de gevolgen van dataficering blokkeert. In het getroubleerde publieke Nederlandse dataficeringsdebat worden derhalve alarmerende ontwikkelingen genegeerd die het maatschappijkritische genre van toekomstliteratuur juist kan uitlichten.