“Ik zal U thans wederom bezighouden met ons Vaderland”. Over nationalistische retoriek in de vroegmoderne oorlogsliteratuur
Summary
In 1781 spreekt Daniel Deutz zijn lofrede op de Leidse burgemeester Pieter Adriaanszoon van der Werff uit tijdens een vergadering van het patriottisch genootschap Concordia et Libertate. De redevoering van Deutz gaat over de heldenrol die voor Van der Werff weggelegd is tijdens het Beleg van Leiden. Deze lofrede voldoet aan de klassieke retorische principes voor stofvinding, ordening en stijl. Opvallend is dat de redevoering de structuur van een lofrede heeft, maar ook eigenschappen bezit die kenmerkend zijn voor een politieke redevoering. 200 jaar na het Leids Ontzet blijkt deze historische gebeurtenis nog een bron van inspiratie voor politieke doeleinden. Het politieke aspect van deze redevoering laat zijn oorsprong vinden in het conflict tussen patriotten en de prinsgezinden. De redevoering van Deutz is hiermee te plaatsen in de traditie van vroegmoderne oorlogsliteratuur. Illustratief hiervoor zijn de nationale beelden en symbolen die de redevoering rijk is. Bovendien presenteert Deutz verschillende identiteiten en vijandbeelden. Kenmerkend hiervoor is het veelvuldig gebruik van de inclusieve-wij vorm. Drie belangrijke contrastwerkingen in deze lofrede berusten op de tegenstellingen tussen Hollanders en Spanjaarden, ‘wij’ en ‘zij’, patriotten en orangisten. Het creëren van een gedeeld historisch besef door middel van rituelen, verhalen en mythes is een drijvende kracht achter de opkomst van het moderne nationalisme. Deze bron kan op microniveau een nieuw inzicht verschaffen in de opkomst van het moderne nationalisme dat aan de wieg heeft gestaan van de eenwording Nederland. In dit licht is de functie van de verheerlijking van burgemeester Van der Werff te verklaren. Vandaag de dag worden historische gebeurtenissen uit de Tachtigjarige Oorlog nog steeds op hedendaagse voorvallen of ontwikkelingen betrokken om de overeenkomsten tussen toen en nu te benadrukken.