Veranderingen in restauratie-ethiek voor middeleeuwse manuscripten. Een gevolg van digitalisering of van cultuurhistorische ontwikkelingen
Summary
De behandeling van manuscripten tijdens restauraties is door de tijd heen veranderd. Om er achter te komen of dit een gevolg is van het digitaliseren van manuscripten of van ontwikkelingen in de bredere cultuurhistorische context, zijn toonaangevende auteurs van de afgelopen eeuwen van belang. Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc gaf in de 19de eeuw de aanzet tot professionalisering van het restauratievakgebied. Hij pleitte voor creatieve restauraties waarbij de restauratie-architect het gebouw op alle vlakken verbetert. Andere 19de-eeuwse auteurs zoals John Ruskin en William Morris spraken zich uit tegen de vrije omgang van architecten met oude gebouwen. Volgens hen vernietigden restauraties alle authenticiteit en historische waarde van gebouwen. Zij gaven de aanzet tot preventie. In de 20ste eeuw was Cesare Brandi een toonaangevend denker over restauratie-ethiek. Zijn Theory of restoration is een van de eerste boeken dat vele genuanceerde richtlijnen voor restauraties bevat. Na Theory of restoration werden vele andere boeken geschreven met specifieke richtlijnen. Ook Ernst van de Wetering droeg veel bij aan het denken over restauratie-ethiek. Hij illustreerde hoe complex restauratie-ethiek was en hielp door middel van verschillende teksten inzicht te bieden in methoden voor goede besluitvorming. In moderne restauratie-ethiek worden de oude ideeën grotendeels onveranderd doorgezet, maar ze worden aangevuld door middel van nieuwe technieken. Natuurwetenschap en digitale wetenschappen spelen een steeds grotere rol bij het restaureren van kunst, een gevolg hiervan is dat kunst gedigitaliseerd wordt. Deze ontwikkeling brengt nieuwe problemen met zich mee, zoals vragen over authenticiteit. Wel biedt de ontwikkeling de mogelijkheid tot niet-ingrijpende restauraties en reconstructies, zodat tegelijkertijd de historische authenticiteit kan worden gerespecteerd en er zo veel mogelijk informatie kan worden verzameld. Restauratieverslagen vanaf de jaren 1970 bieden meer inzicht in de praktijk. Hoewel de methode van documentatie deels afhankelijk is van de restaurator, is er een ontwikkeling merkbaar. De behandelde manuscripten werden voor de opkomst van digitalisering al met respect behandeld, maar daarna is er nog meer respect voor het originele materiaal. Losse onderdelen worden bewaard om zoveel mogelijk van het historische object te bewaren en er wordt steeds beter gedocumenteerd welke materialen en technieken zijn toegepast tijdens de restauratie. Ook worden er steeds vaker foto’s gemaakt om een zo volledig repertoire aan informatie te verzamelen over het object. Het blijkt uit de teksten en de praktijk dat er al een langere ontwikkeling aan de gang is die ervoor zorgt dat manuscripten steeds meer als historisch object worden gewaardeerd en dat de artistieke waarde al langer boven de functionele waarde geplaatst staat. De mogelijkheid tot digitalisering biedt nieuwe opties voor niet-ingrijpende restauraties. Digitalisering biedt dus een aanvulling op een bredere ontwikkeling.