Wie doorbreekt het zwijgen? Intersectionele posities van in Suriname gevestigde auteurs en personages in het compartiment van de Surinaamse literatuur. Een onderzoek naar 'De laatste parade' van Ruth San A Jong, 'Ademhalen' van Karin Lachmising, 'Geen weg terug' van Iraida van Dijk-Ooft en 'De lottowinnaar' van Sakoentela Hoebba
Summary
Dit onderzoek gaat over hokjesdenken. Hokjesdenken wanneer we in Nederland in aanraking komen met literatuur die geschreven is in Suriname. Recensenten, uitgeverijen en literatuurhistorici plaatsen deze boekpublicaties vaak in het nationale ‘Surinaamse’ hokje. De boeken zijn voorbeelden van ‘hoe het in Suriname gaat’ en dienen als informatiebron, meer dan als literatuur. Thematiek, vertelstijl en personages zijn allemaal ‘typisch Surinaams’, waardoor een eenvoudig beeld ontstaat, dat geen recht doet aan de werkelijkheid. Door het hokjesdenken wordt de literatuur uit Suriname niet gelezen in relatie tot Nederlandse publicaties en lijkt deze los te staan van ‘onze’ literatuur. Er is weinig aandacht voor in mainstream media en het grote Nederlandse publiek komt zelden met de ‘exotische’ literatuur in aanraking. Hoe gaan de auteurs en personages zelf met dit ‘Surinaamse’ hokje om? Door verschillende positiekenmerken (bijvoorbeeld gender, religieuze overtuiging en etniciteit) bij de analyse te betrekken, laat ik zien dat een perspectief altijd complexer is dan enkel het land waar een auteur woont en werkt. Ik interviewde de auteurs: Ruth San A Jong, Karin Lachmising, Iraida Van Dijk-Ooft en Sakoentela Hoebba tijdens mijn veldwerk in Suriname. Voor de posities van de personages las ik hun publicaties. Ik richt me specifiek op deze vier boekpublicaties waarin schrijvers en personages het doorbreken van zwijgcultuur thematiseren. In de verhalenbundels, de roman en het toneelstuk kaarten personages gevoelige thema’s aan, waarover je niet ‘hoort’ te spreken. De auteurs doen dit op hun beurt door het opvoeren van de personages en het schrijven over zwijgcultuur. Het gaat mij hierbij dus om de rol van posities van personages en auteurs. Uit mijn analyse blijkt dat de rol die posities spelen voor personages afhangt van de vertelvorm en het verhaalgenre. In monologen proberen personages om te gaan met opgelegde verwachtingen aan hun positie, de vertelvorm creëert afstand tot deze verwachtingen en afstand tot andere personages. Dialogen worden gebruikt om de eigen spreekruimte te claimen ten opzichte van andere personages. De functie van vertellerstekst is die van een referentiepunt voor de posities van de personages. Voor de schrijvers San A Jong, Van Dijk-Ooft en Hoebba is de nationale framing niet zozeer een probleem. Zij willen zich juist tot een Surinaams publiek richten en denken dat de beeldvorming van ‘Surinaamse’ verhalen, hieraan kan bijdragen. Lachmising ziet wel problemen in de manier waarop de thematiek eerder ‘regionaal’ dan ‘universeel’ gelezen wordt, zodra de publicatie over Suriname gaat.