Burgerinitiatieven in krimpgemeenten
Summary
In dit onderzoek is gekeken in hoeverre de ervaren noodzaak, de participatiecapaciteit, de mate van verbondenheid en het verwachte rendement van burgers invloed hebben op de totstandkoming van burgerinitiatieven en of hierin verschillen bestaan tussen krimpgemeenten en niet-krimpgemeenten. Omdat het vooral de jonge hoogopgeleiden zijn die wegtrekken uit krimpgemeenten verschilt de bevolkingssamenstelling van krimpgemeenten met niet-krimpgemeenten. Voor dit onderzoek zijn er twintig respondenten geïnterviewd verdeeld over twee gemeenten: een krimpgemeente en een niet-krimpgemeente. In beide gemeenten zijn gemeenteambtenaren, opbouwwerkers en burgers geïnterviewd. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat er weinig verschillen lijken te bestaan in de totstandkoming van burgerinitiatieven tussen stedelijke gebieden in krimpgemeenten en niet-krimpgemeenten. Deze verschillen lijken er wel te bestaan tussen dorpen in krimpgemeenten en niet-krimpgemeenten. Dit verschil is te vinden in de zogenoemde participatiecapaciteit en verbondenheid. Op basis van de onderzoeksresultaten lijkt een aanscherping van de literatuur wenselijk. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat participatiecapaciteit lijkt te bestaan uit twee subdeterminanten: organisatiecapaciteit en uitvoeringscapaciteit. Een goede balans van ‘denkers’ die over organisatiecapaciteit beschikken en ‘doeners’ die over uitvoeringscapaciteit beschikken lijkt van belang om een burgerinitiatief van de grond te krijgen. In dorpen in niet-krimpgemeenten lijkt deze balans aanwezig. In dorpen in krimpgemeenten lijken ‘denkers’ die over organisatiecapaciteit beschikken schaars, waardoor burgerinitiatieven daar moeilijker van de grond lijken te komen. Verder leidt meer verbondenheid niet enkel tot meer burgerinitiatieven. Wanneer er sprake is van te veel verbondenheid, zoals in enkele dorpen in krimpgemeenten het geval lijkt, kan dit beklemmend werken, waardoor de totstandkoming van burgerinitiatieven daar moeizamer verloopt. Een juist mate van verbondenheid is nodig om burgerinitiatieven van de grond te krijgen. Ondanks dat er slechts twee gemeenten met elkaar zijn vergeleken en de generaliseerbaarheid hierdoor beperkt is, heeft dit onderzoek waardevolle aanknopingspunten opgeleverd voor mogelijk vervolgonderzoek.