Prejudiciële vragen, het succes van het toeval? Een exploratief onderzoek naar de overtuigingen van juridische professionals in de civiele sector ten aanzien van de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad en de invloed daarvan op hun individuele veranderbereidheid
Summary
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: “Hoe beïnvloeden de cognitieve en affectieve overtuigingen van juridische professionals in de civiele sector ten aanzien van de Wet prejudiciële vragen (Wpv) en de veranderende rol van de Hoge Raad de individuele veranderbereidheid van deze professionals?” Uit interviews met vijf verschillende beroepsgroepen juridische professionals blijkt dat een op basis van theorie opgesteld conceptueel model op een aantal punten dient te worden aangepast. Vier categorieën overtuigingen kunnen op basis van de empirie worden onderscheiden die van invloed zijn op de bereidheid van juridische professionals om mee te werken aan de Wpv. De vier categorieën affectieve en cognitieve overtuigingen ten aanzien van de Wpv zijn verschillend voor de diverse professionals. Daardoor verschilt ook de mate waarin professionals bereid zijn mee te werken aan de Wpv. Dit verschilt zowel binnen als tussen de beroepsgroepen. In het algemeen is de bereidheid om mee te werken aan de Wpv onder de raadsheren en Advocaten-Generaal van de Hoge Raad en cassatieadvocaten vrij groot.Met name onder de raadsheren van gerechtshoven en rechters van rechtbanken is de bereidheid om mee te werken aan de Wpv minder groot en kent deze bereidheid veel variatie. Juist hun bereidheid om prejudiciële vragen te stellen blijkt echter cruciaal te zijn voor een succesvolle uitvoering van de Wpv. Deze variatie leidt ertoe dat de uitvoering van de Wpv momenteel nog niet optimaal is: de prejudiciële vragen die gesteld worden, berusten soms enigszins op het toeval en de beantwoording ervan is mede daardoor niet altijd zeer impactvol en soms maatschappelijk en praktisch niet heel handig. Dit heeft vervolgens negatieve invloed op de overtuigingen en veranderbereidheid van een deel van de professionals. Belangrijkste aanbeveling van dit onderzoek luidt daarom dat de Hoge Raad haar toelatingsbeleid voor prejudiciële vragen dient te verscherpen, zodat de Hoge Raad uiteindelijk enkel zinvolle maatschappelijke antwoorden zal formuleren op belangrijke rechtsvragen die aan hen voorgelegd worden op het juiste moment.