De Eerste en Tweede Golfoorlog: Hoe George H.W. Bush en George W. Bush door middel van taal en symboliek het Amerikaanse volk overtuigden van de noodzaak in te grijpen in Irak.
Summary
In dit onderzoek wordt er gekeken naar hoe de voormalige Amerikaanse presidenten George H. W. Bush (1924-) en George W. Bush (1946-) voorafgaand aan de Eerste Golfoorlog (1990-1991) en Tweede Golfoorlog (2003-2011), het Amerikaanse volk overtuigden van de noodzaak om in te grijpen in Irak. Deze analyse draagt bij aan een beter begrip van de relatie tussen de VS en Irak vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw. Het onderzoek is gedaan door toespraken van beide presidenten te analyseren. Hiervoor is gebruik gemaakt van de vijf kenmerken van oorlogsretorica zoals opgesteld door Campbell en Jamieson (1990). Verder komen theorieën over het zogenaamde truth effect en informational social influence aan bod. De Eerste Golfoorlog was een reactie op de annexatie van Koeweit door Irak. Aan de hand van deze theorieën worden de overtuigingsmethoden van beide presidenten bestudeerd. George H. W. Bush overtuigde het volk vooral door te wijzen op een internationale consensus die volgens hem ingrijpen noodzakelijk maakte. De Tweede Golfoorlog was een ‘preventieve’ aanval op Irak om Saddam Hussein af te zetten, het Iraakse volk te bevrijden en het massavernietingingsarsenaal dat het land zou bezitten te ontmantelen. George W. Bush overtuigde het volk vooral door zijn boodschap keer op keer te herhalen waardoor het zogenaamde truth effect kon optreden. Beide presidenten verguisden Hussein wanneer het volk overtuigd moest worden om achter het offensief te gaan staan. Bij de defensieve operatie tijdens de Eerste Golfoorlog was het voldoende om de geopolitieke gebeurtenissen te benoemen en te benadrukken dat bondgenoot Saoedi-Arabië hulp nodig had. Beide oorlogen werden gepresenteerd als hulp aan anderen: in het geval van de Eerste Golfoorlog aan Saoedi-Arabië en vervolgens aan Koeweit, in het geval van de Tweede Golfoorlog aan het Iraakse volk.