De kracht van het geschreven "beeld'. Identiteitsvorming in Bredero's Groot Lied-Boeck
Summary
Dit onderzoek richt zich op de identiteitsvormende werking van liedjes voor de jeugd, maar dan met speciale aandacht voor een aspect van die liedjes dat nog niet eerder in onderzoek is meegenomen: de visuele kracht van het lied. Een schrijver, die zich bij uitstek leende voor dit onderzoek naar zijn beeldend taalgebruik en de identiteitsvormende werking daarvan is Bredero. Hij staat dit jaar niet alleen in de belangstelling omdat zijn vierhonderdste sterfdag wordt herdacht, maar hij onderscheidde zich in zijn tijd met name door de manier waarop hij het dagelijks leven beschreef. Als de kunstschilder en schrijver die hij was, had de Amsterdammer Bredero een scherp oog voor wat er in en rond de stad gebeurde en was hij vernieuwend in de beeldende beschrijving van de ‘couleur locale’. Volkstaferelen waren tot dan toe wel geschilderd door contemporaine schilders, maar niet eerder waren ze zo levendig verbeeld in de literatuur. Dit leidde tot de vraag hoe Bredero in zijn Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Lied-boeck door het verbeelden van (de gedragingen van) boeren en stedelingen en de verhouding daartussen, bijdraagt aan de vorming van een stadse identiteit bij lezers/zangers.
Omdat Bredero zijn liederen niet alleen beeldend maakte door zijn schilderachtige beschrijvingen, maar ook door het gebruik van Amsterdams en Waterlands dialect leende dit onderzoek zich voor een interdisciplinair perspectief. Voor het conceptueel kader, om het proces van ‘schilderen met woorden’ te kunnen beschrijven of in elk geval te kunnen onderzoeken of dat op deze manier kan, is gebruik gemaakt van verschillende theorieën en concepten: enargeia en ekphrasis (uit de klassieke retorica); ‘mirroring’, ‘idealization’ en ‘twinning’ (uit de theorie van de kunsthistorica Adams); ‘othering’ en de sociolinguïstische concepten ‘indexicaliteit’, ‘indexicaal veld’, regiolect en sociolect. Aan de hand van deze taalkundige en letterkundige concepten is het corpus van tien liederen vervolgens geanalyseerd.
Analyse laat zien dat Bredero de boeren verbeeldt – evenals op de contemporaine schilderijen – als karikaturale types, als lompe, onnadenkende lieden, die niets anders konden dan toegeven aan hun driften. Om dit te kunnen verbeelden maakt hij veel gebruik van beschrijvingen van uiterlijkheden (hoe zien personages eruit?), handelingen (wat doen ze, wat gebeurt er?) en expliciteert hij af en toe de activiteit van het zien door letterlijk woorden als ‘zien’, ‘kijken’, ‘tonen’, ‘lijken’ e.d. en andere zintuiglijke waarnemingen (horen, voelen, proeven, ruiken) te benoemen. De teksten voldoen daarmee aan de voorwaarden voor het concept energeia. Ook lijken sommige liederen geïnspireerd te zijn op bestaande schilderijen van boerentaferelen van contemporaine schilders. Zij beantwoorden daarmee aan het concept ekphrasis, de verbale representatie van een visuele representatie. Deze koppeling maakt het mogelijk dat er daadwerkelijk interactie plaatsvindt tussen de lezer/zanger en de beeldend beschreven tekst op grond van de visuele kracht van de tekst. De boerentaferelen waren mogelijk minder confronterend voor de stadse jeugd en konden op deze manier dienen als voorbeeld voor de jongeren hoe men zich niet diende te gedragen.
Het idee van ‘othering’ en het belang daarvan voor de identiteitsvorming is niet nieuw. Het is wel nieuw dat dit in verband kan worden gebracht met de identiteitsvormende werking van het visuele. In het model van Adams werd het proces van identiteitsvorming alleen gebaseerd op ‘twinning’, herkenning. Het valt echter op dat ‘de taferelen’ die Bredero ‘schetst’ in zijn liederen juist zijn gebaseerd op ‘othering’ (alteriteitsbesef). De aanvulling op het onderzoek van Adams is dan ook dat processen van identiteitsvorming niet alleen aangewakkerd kunnen worden door portretten, maar ook door de beeldende kracht van taal en dat het daarnaast niet slechts een proces van gelijkenis (‘twinning’), maar ook van alteriteit (‘othering’) kan zijn dat leidt tot identiteitsvorming. Els Stronks toonde in eerder onderzoek aan dat liedteksten identiteitsvormend zijn omdat ze een auditieve werking hebben. Met dit onderzoek is aangetoond dat ook het visueel vermogen van liedteksten cruciaal kan zijn bij hun identiteitsvormende werking.