Voor- en vroegschoolse educatie: Is er een relatie tussen peer-interacties en de taalvaardigheid en -ontwikkeling van risicoleerlingen en niet-risicoleerlingen?
Summary
Kinderen uit migranten gezinnen en kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau beginnen vaak met een taalachterstand aan de basisschool en deze achterstand heeft een negatieve invloed op hun verdere schoolse trajecten. Om deze achterstand te voorkomen of te verkleinen zijn er programma’s ontwikkeld voor voor- en vroegschoolse educatie. De leerkracht-leerling ratio is echter niet altijd hoog, waardoor er minder mogelijkheden zijn voor interacties tussen leerkrachten en leerlingen. In dit onderzoek wordt daarom gekeken of ook peer-interacties van invloed zijn op de taalvaardigheid en -ontwikkeling van kinderen. De onderzoeksgroep bestaat uit tien risicoleerlingen en tien niet-risicoleerlingen (gemiddelde leeftijd 5 jaar en 3 maanden). Risicoleerlingen lijken een grotere diversiteit van vocabulaire (TTR) te hebben dan niet-risicoleerlingen, maar de operationalisatie van TTR lijkt daarop van invloed te zijn. Daarnaast gaan risicoleerlingen en niet-risicoleerlingen in een jaar tijd vooruit in hun passieve taalvaardigheid, waarbij risicoleerlingen op het gebied van begrippen een kleine inhaalslag lijken te maken. Tevens blijkt dat de MLU en TTR een relevant deel van de variantie in de ontwikkeling van passieve woordenschat verklaren. Deze resultaten suggereren dat peer-interacties voor een deel bijdragen aan de ontwikkeling van passieve woordenschat, maar dat deze interacties met name van belang zijn voor kinderen die minder complex taalgebruik laten zien. De conclusies zijn echter voorlopig en verder onderzoek is nodig om deze resultaten te kunnen bevestigen.