Narrativiteit in zaakvakteksten: een onderzoek naar narratieve kenmerken in geschiedenis- en aardrijkskundemethodes voor vwo 2
Summary
In dit eindwerkstuk is een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag: Hoe komt narrativiteit voor in schoolboeken voor de zaakvakken aardrijkskunde en geschiedenis voor vwo 2? Om dit te onderzoeken heeft er een corpusanalyse plaatsgevonden waar in totaal 144 tekstfragmenten uit zes verschillende lesmethodes (drie per schoolvak) zijn bekeken. Om een beeld te krijgen van de mate van narrativiteit in deze fragmenten is er gekeken naar de aanwezigheid van zes narratieve kenmerken. De zes narratieve kenmerken zijn: de aanwezigheid van personages, ik- of personaal perspectief, directe rede, subjectiviteit, aansprekingen van de lezer door het gebruik van voornaamwoorden als ‘je’ en ‘wij’, en situatieveranderingen (onder de noemer Tijd).
In 117 van de 144 tekstfragmenten is ten minste één van de zes narratieve kenmerken herkend. Uit de vergelijking van narrativiteitsscores is gebleken dat geschiedenis narratiever is dan aardrijkskunde als er gekeken wordt naar tekstfragmenten uit lesmethodes voor vwo 2. Het is echter wel belangrijk om de verschillen van de narratieve kenmerken in ogenschouw te nemen. Zo maakt geschiedenis meer gebruik van personages en ik- en personaal perspectief, terwijl bij aardrijkskunde de lezer vaker wordt aangesproken. Het gebruik van directe rede verschilt per uitgever en bij Tijd is er sprake van een interactie-effect tussen vak en uitgever. De frequentie van het gebruik van Subjectiviteit lijkt in alle tekstfragmenten vergelijkbaar.