Historisch-letterkundig onderwijs in het schoolvak Nederlands. Een onderzoek naar aanbod en gebruik van professionaliseringsactiviteiten door docenten vo-bovenbouw met betrekking tot historische letterkunde en literatuurgeschiedenis
Summary
Literatuuronderwijs is van groot belang voor de algemene ontwikkeling van leerlingen van het havo en vwo. Daarnaast bieden historische letterkunde en literatuurgeschiedenis leerlingen de gelegenheid kennis te maken met andere tijden en culturen, waardoor ze leren zichzelf te relativeren ten opzichte van hun eigen cultuur, positie en identiteit. Echter, de omvang van historische letterkunde en literatuurgeschiedenis tot 1880 in het lesprogramma van de bovenbouw (in deze scriptie samengevat tot historisch-letterkundig onderwijs, HLO) neemt voortdurend af. Daarnaast zijn de eindtermen van het HLO slechts zeer globaal geformuleerd, waardoor er veel ruimte is voor individuele interpretatie. Dit veronderstelt daarmee een bekwame docent om richting en invulling te geven aan de eindtermen, zodat leerlingen zich optimaal ontwikkelen.
In dit onderzoek is er daarom gekeken naar óf en hoe docenten zich tegenwoordig professionaliseren in HLO, welke mogelijkheden daarvoor zijn en waar docenten gebruik van maken. Hiervoor zijn de resultaten gebruikt van een bureau-analyse van professionaliseringsactiviteiten en van enquêtes. Om op enkele punten dieper in te kunnen gaan, zijn vijf docenten geïnterviewd.
Belangrijkste uitkomsten zijn: dat de respondenten met betrekking tot HLO nagenoeg niet deelnamen aan de voor hen georganiseerde formele activiteiten als studiedagen en conferenties en dat zij tevens weinig gebruik maakten van informele professionaliseringsactiviteiten, zoals het lezen van vaktijdschriften. Ook blijken zij weinig samen te werken in (regionale) netwerken.