Rationaliteit op het internationaal toneel
Summary
In 1994 werden tijdens de ruim honderd dagen durende genocide in Rwanda 800.000 Tutsi’s en politiek gematigde Hutu’s op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Ondanks haar humanitaire én legale plicht om dergelijke wandaden te voorkomen, keken de Verenigde Naties (VN) toe en deden niets. Uitgaande van de puur instrumentele notie van rationaliteit die met name politiek realisten propageren, kan de terughoudende houding van de VN toch als rationeel worden bestempeld, voor zover deze voortkwam uit de absolute waarborging van het nationaal eigenbelang van de betrokken lidstaten waar vanuit een werkelijke interventie in Rwanda zowel economisch als strategisch weinig interessant leek. Een dergelijk standpunt heeft nogal wat voeten in aarde. In dit onderzoek geef ik daarom een kritische analyse van de vraag in hoeverre de terughoudende houding van de VN werkelijk als rationeel moet worden beschouwd. Door naast de beperkte notie van rationaliteit die realisten uitdragen een tweede, meer theoretische en daarom dominante notie van rationaliteit aan te leveren en weer te geven hoe deze notie een onmiskenbare rol speelt op het internationaal toneel, wil ik kenbaar maken hoe de houding van de VN ten aanzien van de Rwandese genocide behalve humanitair onwenselijk wel degelijk irrationeel was.