Biculturele jongeren en probleemgedrag: de mediërende werking van gerichtheid op twee culturen en ervaren discriminatie
Summary
Doel: Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de relatie tussen biculturaliteit en de ontwikkeling van jongeren in Nederland. Er werd onderzocht in hoeverre biculturele jongeren meer of minder probleemgedrag vertoonden dan hun monoculturele Nederlandse leeftijdgenoten of hun monoculturele leeftijdgenoten met een migrantenachtergrond. Daarnaast werd er gekeken naar de verklarende rol van het ervaren van discriminatie en de gerichtheid op de minder- en meerderheidscultuur in de mogelijke relatie tussen biculturaliteit en probleemgedrag. Methoden: Data uit het EPOS onderzoek zijn gebruikt. De onderzoeksgroep bestond uit de monoculturele minderheid, de monoculturele meerderheid en biculturele jongeren. Probleemgedrag werd gemeten aan de hand van de Youth Self-Report. Resultaten: Er werden geen verschillen gevonden op zowel internaliserend als externaliserend probleemgedrag tussen biculturele jongeren en de monoculturele meerder- en minderheid. De mediatie-effecten van het ervaren van discriminatie en de gerichtheid op de minder- en meerderheidscultuur konden daarmee niet verder getoetst worden. Verder bleek er ook geen verschil te zijn wat betreft het ervaren van discriminatie tussen biculturelen en de meerder- en minderheid. De meerderheid was wel meer gericht op de meerderheidscultuur dan biculturele jongeren en de minderheid meer op de minderheidscultuur dan de biculturele jongeren. Conclusie: Kinderen van etnische gemengde huwelijken in Nederland hebben niet meer of minder risico op probleemgedrag. Om processen achter biculturaliteit, zoals de ‘mate van flexibiliteit’, beter te begrijpen is onderzoek noodzakelijk waarin specifieke kenmerken en vaardigheden van een bicultureel persoon centraal staan.