Meervoudsgebruik van woorden op -[əl] in het Oost- en Centraal-Limburgs. Een onderzoek naar de -[ə] en de -[s].
Summary
Dit onderzoek gaat over het gebruik van de meervoudsuitgangen -[s] en –[ə] bij Limburgse zelfstandige naamwoorden op ¬–[əl]. In het Limburgs is de meervoudsuitgang van deze groep woorden een –[ə], terwijl die in het Nederlands een –[s] is. Een experiment is uitgevoerd waarbij (Limburgs sprekende) proefpersonen de enkelvoudsvorm moesten omzetten naar meervoudsvorm. Aangaande het gebruik van de –[ə] of ¬-[s] zijn de proefpersonen vergeleken op drie aspecten: leeftijd, intensiteit (verhouding en thuistaal) en attitude. Alleen op het gebied van intensiteit bleek een significant verschil aanwezig, zowel bij de verhouding als de thuistaal. De groep die aangaf 80%-100% van de tijd Limburgs te spreken gebruikte beduidend vaker de –[ə] dan de groepen die aangaven dit 50% en 60%-75% van de tijd te doen. De mensen die opgevoed waren in het Limburgs, maar in hun eigen gezin zijn overgeschakeld naar het Nederlands, gebruikten beduidend vaker de -[s] dan proefpersonen die enkel Limburgs in de thuissituatie gebruikten of in het Nederlands waren opgevoed. Over het algemeen werd in ongeveer twee van de drie gevallen gebruik gemaakt van de -[s] als meervoudsuitgang en in één derde van de –[ə].