De invloed van toestandsangst op conditioneringseffecten
Summary
In het huidige onderzoek werden verschillen in angstacquisitie en –extinctie onderzocht tussen een experimentele groep met verhoogde toestandsangst en een controlegroep. Daarnaast werd exploratief onderzocht of er verschillen zijn tussen beide groepen in de invloed van verbale instructie op angstacquisitie en -extinctie. De experimentele groep (N=13) en de controlegroep (N=30) doorliepen een conditioneringstaak in vijf fasen: een habituatiefase, een ongeïnstrueerde en geïnstrueerde acquisitiefase en een ongeïnstrueerde en geïnstrueerde extinctiefase. Toestandsangst in de experimentele groep werd gecreëerd met een gedeelte van de Trier Social Stress Test. Twee plaatjes van gezichten dienden als CS+ en CS-, waarbij de CS+ tijdens de acquisitiefasen werd gevolgd door een schok (US). Tijdens de geïnstrueerde fasen kregen participanten verbale instructie over de CS-US relatie. De uitkomstmaten waren startle respons, de mate van subjectieve angst en de US-verwachting. De startle respons werd opgewekt met korte geluiden. De experimentele groep toonde een grotere startle respons op de CS- tijdens de ongeïnstrueerde acquisitiefase ten opzichte van de controlegroep. Daarnaast bleek uit exploratieve analyse van subjectieve angst-scores een verhoogd discriminatieleren bij de experimentele groep in de geïnstrueerde acquisitiefase. Ten slotte reageerde de experimentele groep sterker op de verbale instructie tijdens acquisitie dan de controlegroep. Een verhoogde toestandsangst lijkt ervoor te zorgen dat er na verbale instructie in de acquisitiefase beter onderscheid kan worden gemaakt tussen de CS+ en de CS-. Omdat angstpatiënten dikwijls een verhoogd niveau van toestandsangst ervaren zouden zij baat hebben bij een duidelijke verbale instructie over het onderscheid tussen veilige en onveilige stimuli en situaties. Er werden geen significante verschillen tussen beide groepen gevonden tijdens de extinctiefase.