Narratieve kenmerken in tekstfragmenten uit zaakvakmethodes
Summary
Uit onderzoeken van Van de Ketterij (2016), Land (2009) en Holtermann (2010) zijn zes kenmerken overgenomen die zouden zorgen voor een narratieve karakter van een tekst, te weten: er vinden gebeurtenissen plaats binnen een bepaald tijdsverloop, de aanwezigheid van een personage, er komt een directe rede voor, er worden emoties gebruikt in de tekst, er is sprake van beeldend taalgebruik en het verhaal heeft een ik- of personale verteller. Daarnaast zijn er nog vier kenmerken geselecteerd die identificatiebevorderend zouden werken. In dit onderzoek is getest of leerlingen uit groep 7 en 8 het narratieve karakter van tekstfragmenten kunnen herkennen. In een corpusonderzoek zijn vijftig teksten geselecteerd uit zes zaakvakmethodes. Deze tekstfragmenten hebben een narrativiteitsscore gekregen. In een lezersonderzoek zijn achttien van deze vijftig teksten met een vragenlijst voorgelegd aan de leerlingen: één vraag was gericht op de narrativiteit van de tekst, één vraag ging over het voorstellingsvermogen van de tekst en één vraag ging over de waardering van de tekst. Op basis van de narrativiteitsscores uit het corpusonderzoek is onderzocht of deze score samenhangt met de narrativiteitsscores uit het lezersonderzoek. Er is aangetoond dat de beide narrativiteitsscores samenhangen met elkaar. Dit houdt in dat teksten met een hoge narrativiteitsscore in het corpusonderzoek ook een hoge narrativiteitsscore kregen in het lezersonderzoek. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat leerlingen uit groep 7 en 8 het narratieve karakter van een tekst kunnen herkennen, maar niet per se meer waarderen dan een meer informatieve tekst.