De kracht van sukkels, teringlijers en klootzakken: attitudeonderzoek naar de taboewaarde van drie categorieën scheldwoorden onder ouderen en jongeren
Summary
ACHTERGROND Vijftig jaar geleden werd er gesproken over een vergroving van het taalgebruik. In werkelijkheid nam de aanvaardbaarheid van religieuze vloeken (bijvoorbeeld Jezus) toe als gevolg van de ontkerstening (beledigen met een niet-bestaande God maakt geen indruk), waardoor de jongere generaties allerlei nieuwe vloeken bedachten (bijvoorbeeld kut). Oudere generaties bleven echter vasthouden aan hun oude normen en waarden, waardoor ze een andere attitude hadden tegenover de verschillende soorten vloeken dan jongeren. Tegenwoordig zijn enkele onderzoekers van mening dat de verbale agressie weer toeneemt.
DOELEN Om te onderzoeken of deze mening terecht is, of dat er net als vijftig jaar geleden kan worden gesproken over verschillende normen- en waardenpatronen tussen generaties, is in deze studie onderzocht welke attituden jongeren (15-30 jaar) en ouderen (50-65 jaar) tegenover drie verschillende categorieën scheldwoorden (ziekten (bijv. kankerlijer), seksualiteit (bijv. lul) en kleinerend (bijv. sukkel)) hebben, wat op basis daarvan gezegd kan worden over de taboewaarden van de drie categorieën scheldwoorden en op wat de potentiële verschillen tussen de twee leeftijdsgroepen zijn.
METHODE Omdat er veel kritiek was op de gebruikelijke directe vraag naar taboewaarden van scheldwoorden, is gekozen om een indirecte methode te gebruiken. Uit de literatuur is gebleken dat de taboewaarde gerelateerd is aan de attitude die mensen tegenover een schelder hebben. Daarom is er een attitudeonderzoek opgezet. In een matched-guise-experiment hebben de respondenten naar drie fragmenten geluisterd, waarin een spreker zijn klacht naar de NS verwoordde. In elke klacht waren vijf scheldwoorden uit de drie categorieën verweven. Na het beluisteren van de fragmenten werd de respondenten gevraagd de klacht te beoordelen met semantische differentialen voor een aantal persoonlijkheidskenmerken (bijvoorbeeld sympathiek-onsympathiek). Indirect beoordeelden ze echter de scheldwoorden, omdat de andere variabelen (spreker, inhoud klacht) gelijk waren voor de drie fragmenten. RESPONDENTEN 61 respondenten hebben de vragenlijst ingevuld: 23 ouderen en 38 jongeren. Scheldfrequentie is ongelijk verdeeld in deze condities: ouderen schelden significant minder.
RESULTATEN Met statistische analyses zijn de verzamelde data verwerkt. Behalve dat ouderen de categorie ziekten minder humoristisch vonden dan jongeren, waren er geen significante verschillen in de attituden van jongeren en ouderen tegenover elke categorie. De taboewaarden verschilden wel: ouderen beoordeelden scheldwoorden in de categorie seksualiteit significant negatiever dan jongeren. Ouderen kenden bovendien scheldwoorden in de categorie seksualiteit een even hoge taboewaarde toe als scheldwoorden in de categorie ziekten, terwijl jongeren scheldwoorden die verwijzen naar een ziekte significant negatiever beoordeelden dan seksuele scheldwoorden. Beide leeftijdsgroepen kennen aan deze twee categorieën echter een significant hogere taboewaarde toe dan aan kleinerende scheldwoorden. Omdat de ongelijke verdeling van scheldfrequenties invloed kan hebben op de resultaten, is deze variabele als covariaat meegenomen in de statistische analyses. Met deze controle voor scheldfrequentie waren er geen enkele verschillen in de attituden en taboewaarden van jongeren en ouderen.
CONCLUSIE Er zijn enkele significante verschillen gevonden in de attituden tegenover en taboewaarden van verschillende categorieën scheldwoorden tussen ouderen en jongeren: ouderen hebben een hogere taboewaarde tegenover seksuele scheldwoorden dan jongeren. Met een controle voor scheldfrequentie waren de verschillen echter niet significant meer. Er moet daarom verder onderzocht worden in hoeverre de verschillen tussen de twee leeftijdscategorieën veroorzaakt worden door de hogere scheldfrequentie van jongeren.