Meritocratische idealen in selectie: tussen plan en praktijk. Over het proces van universitaire numerus fixusopleidingen om tot de inrichting van een selectieprocedure te komen.
Summary
Studenten worden op Nederlandse opleidingen al sinds de invoering van numerusfixusopleidingen
door middel van (gewogen) loting geplaatst. Na vele maatschappelijke en politieke discussies vond vanaf
studiejaar 2017-2018 een fundamentele verandering van dit beleid plaats en werd overgegaan op
decentrale selectie. Het belangrijkste doel van het ministerie van OCW was om te zorgen voor een betere
inhoudelijke match tussen student en opleiding. Daarbij moesten ten minste twee kwalitatieve criteria
gehanteerd worden, maar verder waren de instellingen aan zet. Na de eerste selectieronde is dit het
moment om na te gaan welke ideeën opleidingen hebben over meritocratische principes en dus over wie
de plekken op de fixusopleidingen verdienen. Aan de hand van die ideeën wordt vervolgens nagegaan hoe
zij hun selectieprocessen en -criteria hebben vormgegeven. De vraag die centraal staat, is dan ook: hoe
komen universitaire fixusopleidingen tot hun selectiecriteria? Het doel van dit onderzoek is om de
antwoorden op deze vraag via interviews bij 19 fixusopleidingen in kaart te brengen en zo een bijdrage te
leveren aan de ontwikkelingen omtrent meritocratische principes en selectie in het hoger onderwijs.
In de interviews is gevonden dat alle drie typen beweegredenen die uit de literatuur naar voren
komen, ook in Nederland een rol spelen bij de inrichting van de selectieprocedure. De Sigma-type
beweegredenen spelen de grootste rol, deze hebben te maken met het moeten en willen leveren van
prestaties en deze leiden tot de inzet van instrumenten die cognitieve kwaliteiten meten. Daarnaast zijn
dat Theta-type beweegredenen en daar gaat het over de meritocratische vraag wie recht heeft op de
onderwijsplekken. Hoewel prestaties vaak worden genoemd, geven de meeste opleidingen aan dat het
hiernaast ook draait om motivatie, studiehouding en persoonlijkheid. Deze beweegreden leidt tot zowel
instrumenten die cognitieve en non-cognitieve kwaliteiten meten als gelijkheidsdimensies, waarbij
gecompenseerd wordt voor kandidaten die in het verleden benadeeld zijn in de kansen om te excelleren.
Ten derde zijn dat Lambda-type beweegredenen waarbij het draait om organiseerbaarheid. Beperkingen
in tijd, capaciteit en budget dragen hebben een directe invloed op de instrumentkeuze. Een voorwaarde
voor de inzet van de instrumenten die op basis van bovenstaande beweegredenen wenselijk zijn, is dat er
empirisch bewijs is over de predictieve validiteit.
Hoewel in de interviews bovenstaande beweegredenen naar voren komen, wordt de vraag die
daaraan ten grondslag ligt over de meritocratische idealen van de opleidingen in interviews nauwelijks
beantwoord en de definitie van merit die naar voren komt is zeer specifiek. De conclusie en discussie
sluiten daarom af met de vraagtekens over het behalen van de beoogde doelen met betrekking tot een
inhoudelijke match. Een aanbeveling is ten slotte om de invulling van de procedure op te nemen in de
bestaande verantwoordingsstructuren, zodat een goed gesprek over de beoogde doelen op gang komt.