Mag het ook een man zijn? Over betekenisgeving ten aanzien van genderdiversiteit door bestuursleden van Olympische sportbonden in Nederland.
Summary
De focus van dit onderzoek ligt op de ontwikkeling van genderdiversiteit in de bondsbesturen van Nationale Sport Federaties (NSF’s) van Olympische sporten in Nederland over de afgelopen 15 jaar. Genderongelijkheid in leidinggevende functies duurt voort, ondanks wetten en maatregelen van nationaal en internationaal niveau. Dit onderzoek heeft daarom als doel genderdiversiteit in besturen van Olympische sporten in Nederland in kaart te brengen en inzicht te geven hoe bondsbestuurders tegen genderdiversiteit aankijken en hier mee omgaan. De centrale vraag van dit onderzoek luidt daarom: “Hoe komt aandacht voor genderdiversiteit tot uitdrukking in besturen van Olympische sportbonden in Nederland en hoe wordt hier door betrokkenen betekenis aan gegeven?”
Het onderzoeksperspectief gaat uit van een kritische discoursanalyse binnen een sociaal constructivistisch perspectief. Dit sociaal constructivistisch perspectief is kritisch van aard omdat er gekeken wordt naar processen van genderongelijkheid en het uitgaat van machtsongelijkheid in de samenleving. Deze benadering richt zich op het ontdekken van onderliggende structuren van macht in sociale situaties (Atkinson, 2012). Dit perspectief wordt gebruikt om kritisch te kijken naar de uitspraken die bondsbestuurders doen over met name genderdiversiteit.
De theoretische perspectieven van Joan Acker (2012) en Nirmal Puwar (2004) helpen bij het verwerven van inzicht in het gedrag van de bondsbestuurders. Acker (2012) laat zien hoe een organisatie en de werknemers betekenis geven aan gender en hoe dit bijdraagt aan en scheve genderratio. Dit wordt uitgelegd aan de hand van twee processen ‘division of labor’ en ‘beelden en discoursen’. ‘Division of labor’ is het proces waarbij bepaalde banen en taken worden geassocieerd met specifieke groepen mensen (Claringbould, Knoppers & Elling, 2004). Het andere proces is gebaseerd op de ‘beelden en discoursen’ van dominante groepen die worden versterkt door het ‘division of labor’ proces (Claringbould, Knoppers & Elling, 2004). Bijvoorbeeld: de besturen van Olympische sportbonden in Nederland bevatten voornamelijk blanke mannen, omdat die geassocieerd worden met die taken en daardoor en daarvoor geselecteerd zijn. Hierdoor wordt het voor een vrouw moeilijker om de dominante groep te overtuigen dat zij ook past in die betreffende groep en dat zij gekwalificeerd genoeg is voor de baan (Claringbould, Knoppers & Elling, 2004). Deze processen bevorderen de reproductie van genderongelijkheid in organisaties en ondermijnen daarmee pogingen om de organisatiestructuur te veranderen (Acker, 2012).
Puwar (2004) stelt dat er een relatie is tussen een lichaam en een ruimte en horen sommige lichamen van oudsher in een bepaalde ruimte. Dit zijn de natuurlijke bezetters van die ruimte, ook wel de somatische (lichamelijke) norm genoemd. Voldoet een lichaam niet aan deze somatische norm van die ruimte, dan is deze een indringer, een ‘space invader’ (Puwar, 2004). Bijvoorbeeld, een bondsbestuur van een Olympische sport in Nederland kan als ruimte worden bestempeld waarin discoursen plaatsvinden. De leden van het bondsbestuur hebben bepaalde gedachten over de invulling van dit bestuur; wat voor soort lichaam thuis hoort in zo’n positie als bondsbestuurder. Hierdoor ontstaat een wisselwerking tussen het lichaam en de ruimte en dat zorgt voor een spanningsveld. Dit onderzoek probeert te achterhalen welke discoursen dit zijn en wat de achterliggende betekenis hiervan is.
In dit onderzoek wordt kwantitatief en kwalitatief onderzoek gecombineerd omdat een deel van het onderzoek statistische data betreffen die als geconstrueerd frame gezien kunnen worden om de werkelijkheid weer te geven.
De kwantitatieve resultaten laten zien dat er sinds 2002 een fundamentele vermeerdering is in het percentage vrouwelijke bestuursleden tot 2010. Na dit jaar is er een lichte daling (-2%) waar te nemen. Uit de kwalitatieve data kwam naar voren dat de bestuursleden overtuigd waren dat vrouwen kwaliteit toevoegden aan het bestuur, maar ze waren tegelijkertijd onverschillig tegenover beleidsmaatregelen om de genderratio te veranderen en twijfelden ze aan de kwaliteiten van vrouwen in het werving- en selectieproces.
Tot slot worden er in dit onderzoek een aantal aanbevelingen gedaan op basis van de resultaten. Hiertoe behoort onder andere het stellen van voorwaardes bij het hanteren van quota, die kunnen bijdragen aan meer genderdiversiteit in besturen van Olympische sportbonden in Nederland.