‘Hechting bij adolescenten in een klinisch depressieve groep en in een niet-klinische groep: de mediërende rol van ouder-kind conflicten’.
Summary
Uit de literatuur blijkt dat een onveilige hechting samenhangt met ouder-kind conflicten en dat ouder-kind conflicten een risicofactor zijn voor het ontwikkelen van een depressie. Echter is nog niet bekend of ouder-kind conflicten een mediërende rol speelt tussen hechting en depressie. Er wordt een negatief verband verwacht tussen depressiesymptomen en een veilige hechting, tussen ouder-kind conflicten en een veilige hechting en een positief verband tussen depressiesymptomen en ouder-kind conflicten. Tevens wordt een mediërende rol van ouder-kind conflicten tussen hechting en depressiesymptomen verwacht. Beide onderzoeksgroepen hebben de CDI-2 ingevuld om depressiesymptomen te meten, de PARA om hechting te meten en de NRI om ouder-kind conflicten te meten. De hypothesen zijn onderzocht bij twee onderzoeksgroepen: adolescenten in een klinisch depressieve groep (gemiddelde leeftijd 16.41, SD = 2.13) en adolescenten in een niet-klinische groep (gemiddelde leeftijd 16.58, SD = 2.96). De data hiervoor was al verzameld. Middels een een-weg ANCOVA, correlatieanalyses en regressieanalyses zijn de hypothesen onderzocht. Resultaten lieten zien dat de klinisch depressieve groep significant meer depressiesymptomen, een onveiligere hechting en meer ouder-kind conflicten ervaren, dan de niet-klinische groep. Daarnaast zijn in beide onderzoeksgroepen depressiesymptomen negatief gerelateerd aan een veilige hechting, ouder-kind conflicten negatief gerelateerd aan een veilige hechting en depressiesymptomen positief gerelateerd aan ouder-kind conflicten. Tot slot blijkt dat ouder-kind conflicten de relatie tussen depressiesymptomen en hechting gedeeltelijk medieert bij de niet-klinische groep, maar deze mediërende rol is niet gevonden bij klinisch depressieve adolescenten. Preventieve en klinische implicaties zijn geadviseerd.