Tussen Nederlander en Vreemdeling - De conceptualisering van het Nederlanderschap in de periode 1880-1893
Summary
In het laatste kwart van de negentiende eeuw ontstond in de Nederlandse politiek de behoefte aan een nieuwe invulling van het concept Nederlanderschap, hetgeen zich uitte in de Wet tot Nederlanderschap en ingezetenschap van 1893. Dit onderzoek gaat over de oorzaken die aan deze behoefte ten grondslag lagen en de thema’s die in het debat over Nederlanderschap in de Tweede Kamer in de periode 1880-1893 een rol speelden. Vervolgens wordt geanalyseerd hoe deze verschillende thema’s vast werden gelegd in de wet van 1893. De voornaamste oorzaak voor de behoefte aan een nieuwe invulling van het Nederlanderschap waren dat er in de Nederlandse politiek in de jaren ’80 partijen ontstonden die zich genoodzaakt zagen om zichzelf te definiëren aan de hand van politieke kwesties zoals de invulling van het Nederlanderschap. Een minder directe oorzaak is te vinden in de beeldvorming omtrent de Duitse migranten, die een gevoel van aantasting van de Nederlandse cultuur en autonomie teweeg bracht. De belangrijkste thema’s in het debat over Nederlanderschap, die terug kwamen in de wet, waren het afstammingsbeginsel, de affectiviteit met Nederland, het gezin als pijler van een sterk nationaliteitsgevoel en het strikte onderscheid tussen Nederlander en vreemdeling. Al met al valt de nieuwe invulling van het Nederlanderschap te bezien als een politiek juridisch construct dat kenmerkend is voor het behoudend liberale klimaat dat in de periode 1880-1893 dominant was in de Tweede Kamer.