"La palla si trova a sinistra di e dietro il ragazzo." Una ricerca dei fattori che influiscano sull’applicazione di un Frame of Reference nei riferimenti spaziali.
Summary
Deze scriptie richt zich op ruimtelijke verwijzingen, zoals de titelzin “De bal bevindt zich links van en achter de jongen”, en de verschillende manieren waarop deze verwijzingen kunnen worden geïnterpreteerd. In het theoretisch kader wordt er gekeken naar de Sapir-Whorf-hypothese en de invloed hiervan op het onderzoeksveld. Daarna wordt de meest gangbare manier besproken waarop verschillende interpretaties van ruimtelijke verwijzingen worden gecategoriseerd, namelijk de theorie van de Frames of Reference, zoals opgesteld door Levinson (2003). Aan de hand van een aantal eerdere onderzoeken waarin Frames of Reference werden gebruikt, wordt gekeken naar de invloed van taal, objecteigenschappen en persoonlijke kernmerken op de voorkeur van participanten voor een specifiek Frame of Reference. Vervolgens worden er op basis van de besproken onderzoeken een aantal hypotheses gevormd, die door middel van een pilot bij Nederlandse studenten aan de Universiteit Utrecht getest worden. De eerste hypothese richt zich op de eigenschappen van de objecten die worden beschreven. In eerdere onderzoeken is er met name gekeken naar of een object animaat of inanimaat is, terwijl er in dit onderzoek verondersteld wordt dat dit maar ten dele van invloed is, en dat een groot deel van de invloed wordt bepaald door de mate waarin de verschillende zijden (links, rechts, voor en achter) van een object makkelijk kunnen worden geïdentificeerd. Daarnaast wordt er gekeken naar de persoonlijke eigenschappen van de participanten. In lijn met eerder onderzoek wordt er verwacht dat de studie en het onderzoeks-/beroepsveld geen invloed heeft op de keuze voor een bepaald Frame of Reference wanneer de bevraagde situatie algemeen en niet beroepsspecifiek is. Daarnaast wordt er gekeken naar de mogelijke invloed van links- en rechtshandigheid, leeftijd, geslacht en het aantal talen dat een participant tamelijk vloeiend spreekt. Tijdens het onderzoek is er gewerkt met een online vragenlijst, waarin deelnemers werd gevraagd 40 korte opdrachten te maken. Iedere opdracht bestond uit 8 foto’s en een ruimtelijke beschrijving. De deelnemers kregen de taak om de foto aan te klikken die volgens hen het beste overeenkwam met de gegeven beschrijving. Bij de eerste 20 opdrachten ging het om situaties waarin beide objecten inanimaat waren, bij de daaropvolgende 20 opdrachten ging het om een combinatie van een inanimaat en een animaat object. De verzamelde data is vervolgens met behulp van verschillende statistische toetsen geanalyseerd en getest op significantie. Zoals reeds verondersteld leidde een inanimaat object met duidelijk aanwijsbare zijden tot dezelfde antwoorden als een animaat object. Er werd echter voornamelijk gekozen voor een intrinsiek Frame of Reference, hetgeen opvallend is in het licht van eerder onderzoek. Daarnaast bleken studie, leeftijd, geslacht, links- en rechtshandigheid en het aantal gesproken talen allemaal geen significante bijdrage te leveren aan de voorkeur voor een specifiek Frame of Reference.