dc.description.abstract | Drie motieven worden gebruikt voor sociale vergelijkingen; verbeteren, evalueren en verheffen. Onderzocht is in welke mate de verschillende motieven gebruikt worden en wat de daarbij behorende affectieve gevolgen zijn. Deze affectieve gevolgen zijn correlationeel en experimenteel onderzocht bij 81 docenten in het hoger onderwijs. Het motief verbeteren wordt het meest gebruikt, gevolgd door evalueren en verheffen. Bij opwaarts vergelijken (met personen die beter presteren) hangt het motief verbeteren het sterkst positief samen met positief affect en bij neerwaarts vergelijken (met personen die minder presteren) hangt het motief verheffen het sterkst positief samen met positief affect. Verder blijkt dat personen die hoog scoren op sociale vergelijkingsoriëntatie (dat wil zeggen personen die zich veel met anderen vergelijken), zich meer identificeren en zichzelf als meer gelijk zien met de persoon waar vergeleken mee wordt. Tenslotte worden praktische en theoretische implicaties van het onderzoek besproken en suggesties voor vervolgonderzoek gegeven. | |