Complottheorieën als bron van geweld: Een analyse van omstandigheden die bijdragen aan dit proces
Summary
In deze masterscriptie staat de volgende hoofdvraag centraal:
Onder welke omstandigheden leiden complottheorieën ertoe dat aanhangers ervan bereid zijn om over te gaan tot het gebruiken van geweld of het aanzetten daartoe?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het om te beginnen van belang om te begrijpen waarom mensen complottheorieën aanhangen en daarnaast waarom zij vervolgens overgaan tot het gebruik van geweld. Er zijn twee invalshoeken die eraan kunnen bijdragen om de aantrekkingskracht van complottheorieën te kunnen begrijpen.
Allereerst is het belangrijk om in te zien dat complottheorieën en religie belangrijke overeenkomsten vertonen. Zo verschenen complottheorieën als fenomeen voor het eerst in de periode van de verlichting. Dit was een moment waarop er steeds meer serieuze vraagtekens werden gezet bij traditionele vormen van religie. Doordat de maatschappij onderhevig was aan drastische veranderingen, bood dit de gelegenheid om maatschappelijke veranderingen te verklaren op een andere manier dan tot dan toe gebruikelijk was. De overtuigingskracht van goddelijk ingrijpen als oorzaak van verandering was minder geworden. In plaats daarvan was er sprake van een groeiende tendens om naar rationele verklaringen te zoeken en in oorzaak-gevolgrelaties te denken.
De complottheorie was uitermate geschikt om het ontstane vacuüm op te vullen en fungeerde op die manier als vervanger van religie. Het complot neemt hierbij de rol van de goden over omdat het een partij is die niet direct waar te nemen is, maar wel alle macht in handen heeft. Karl Popper omschreef het als de secularisatie van religieus bijgeloof. Net als religies bezitten complottheorieën bovendien de eigenschap dat ze een kader vormden aan de hand waarvan alle gebeurtenissen in de samenleving verklaard kunnen worden. Daarnaast komt uit onderzoek van Oliver en Wood naar voren dat mensen die in complottheorieën geloven zich op een bepaalde manier aangetrokken voelen tot manicheïstische verhalen. Hiermee worden verhalen bedoeld waarin een strijd tussen een goede en kwade partij gaande is. Dit geloof in dualiteit komt in vele religies naar voren. Voor complottheorieën geldt dat de samenzweerders samen het ‘kwade’ complot vormen, terwijl de onschuldige partij die hiervan het slachtoffer is hierbij doorgaans als ‘goede’ partij fungeert.
Ten tweede is het van toegevoegde waarde om complottheorieën te bekijken als manifestaties van geruchten. Beiden zijn het fenomenen die zeer dynamisch zijn omdat de inhoud ervan in de overdracht tussen mensen voortdurend aangepast worden. De reden daarvoor ligt in het feit dat dat ze onderdeel zijn van sociale interactie en dus afhankelijk zijn van de communicatieve context. Door complottheorieën op deze manier te bekijken kan bovendien aangenomen worden dat ze sociale functies hebben omdat de verspreiding van geruchten ook wel gezien wordt als een collectief probleemoplossend proces.
Vanuit deze invalshoek onderscheidt Byford drie psychologische functies. Allereerst genereren ze een sterk gevoel van zelfverzekerdheid bij mensen die erin geloven ten opzichte van mensen die dit niet doen. Ten tweede geven ze de illusie van controle doordat ze overal een verklaring voor bieden. Dit verklaart gelijk waarom ze vaak in tijden van crisis of oorlog aan populariteit winnen. Tot slot zorgen ze ook voor een versterking van de eigen groepsidentiteit. Vaak gaat dit gepaard met een zondebok mechanisme. Waarbij een meerderheidsgroep die zich bedreigd voelt, een andere ‘outgroup’ als schuldige aanwijst. Deze zondebok is vaak een minderheidsgroep. De minderheidsgroep wordt er dan doorgaans van beschuldigd een complot te smeden dat ten koste gaat van de meerderheidsgroep. Complottheorieën bieden hierbij de structuur om deze agressie in een rationeel kader te kunnen plaatsen.
Dit verklaart waarom mensen zich aangetrokken voelen tot complottheorieën, maar nog niet in zijn geheel dat mensen ook daadwerkelijk overgaan tot geweld. Hiervoor bieden de casestudy’s en de analyse van de rol van autoriteit uitkomst. Allereerst is het belangrijk om duidelijk te maken dat de situaties waarin dit gebeurt onderling van elkaar verschillen. Dat betekent bovendien dat het niet altijd dezelfde omstandigheden zijn die een rol spelen in dit proces.
In het geval van Nazi-Duitsland zorgde de crisis ervoor dat de tijd voor een complottheorie gunstig was. Bovendien waren er verschillende bronnen van autoriteit actief. Deze bronnen zorgden ervoor dat een theorie over een internationaal joods complot die zijn oorsprong vond in de Protocollen van de wijzen van Sion uiteindelijk een rol kon spelen in het gebruikte geweld. Eén van die bronnen was het charisma van Adolf Hitler die de vijandigheid tegenover Joden versterkte door de complottheorie te verbinden met een rassentheorie. Deze legde hij vast in het politieke manifest ‘Mein Kampf dat als doctrine van de nationaal socialistische beweging in zekere zin de functie van een heilig geschrift binnen religie aannam. Het vormde daarmee een bron van autoriteit doordat het een ultieme waarheid zou moeten verkondigen.
Deze factoren vormden de omstandigheden die een zondebok mechanisme mogelijk maakten. Hierbij werd de joodse minderheidsgroep als ‘outgroup’ tegenover de eigen groep, ‘het Duitse volk’ gezet. Het idee van een complot versterkte daarmee indirect de eigen groepsidentiteit. De hiërarchische structuren die voortkwamen uit de organisatie van de nazipartij zorgden er bovendien voor dat mensen de verantwoordelijkheid voor hun eigen gruweldaden uit handen konden geven aan hoger geplaatste autoriteiten.
Geweld dat onder invloed van complottheorieën heeft plaatsgevonden sinds 11 september 2001 heeft echter een totaal andere vorm gehad. Zo ging het hierbij veelal niet om op grote schaal georganiseerd geweld, maar om zogenaamde ‘lone wolves’ die op eigen houtje, en los van hiërarchische structuren, aanslagen pleegden. Een deel van de verklaring hiervoor kan gevonden worden in de nieuwe mogelijkheden die het internet met zich heeft meegebracht. Zo is er bijna oneindig veel informatie beschikbaar voor iedereen die toegang heeft tot het medium. Het gaat hierbij om zowel kwalitatief goede als slechte informatie. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om niet alleen met theorieën in aanraking te komen, maar ze bovendien zelf ook op grote schaal te verspreiden. Als gevolg hebben mensen steeds meer de mogelijkheid om hun eigen overtuigingen te ontwikkelen en argumenten te vinden die deze bevestigen. Interpretatie speelt hierbij een belangrijke rol. Zij kunnen dan een eigen waarheid construeren en vervolgens besluiten om hiernaar te handelen of niet.
Ondanks dat het hierbij veelal gaat om mensen die zich in een sociaal isolement bevinden, een neiging hebben om eigen ideologieën te creëren, en in sommige gevallen symptomen van psychische stoornissen vertonen, is er echter geen sprake van een geheel individueel proces. Hierbij moet volgens Sandberg en Berntzen rekening gehouden worden met de kracht van taal en politieke verhalen. Het denken van Lone Wolves is namelijk vaak ideologisch geïnspireerd door de retoriek van grotere sociale bewegingen. Barkun geeft bovendien aan dat mensen op het internet vaak worden aangesproken als ‘strijders’ en dat zij daardoor worden opgenomen in een virtueel leger gelijkgezinden.